aars of een hengst kon dat dan nog wel. In de eerste wereldoorlog kocht vader Kint een klipper en werd binnenschipper. Waar zijn hoogaars bleef, is niet bekend. In mijn vroege jeugd woonde ik op een plek achter één der Oosterscheldedijken, waar vaak vissers uit Zeeuwsvlaanderen met hun schepen beschutting zochten of de nacht doorbrachten. Van hen herinner ik me na al die jaren nog goed een typische man die moederziel alleen op zijn hengst voer. Hij heette Desiré Durinck en voer oo de GRA 8. Op de Paal, waar hij woonde, kende men hem alleen als Ré van Kaöke. Hij zag er wat potsierlijk uit. Hij was een kleine man met kromme benen en een grote wrat op zijn voorhoofd. Zijn tanden waren geei-bruin verkleurd van het tabak- pruimen. Met zijn gebreide sokken over zijn broekspijpen getrokken, wilgenklompen aan de voeten en een Belgisch schipperspetje op, beschouwde Ré zijn kleine wereld van de zonnige kant. Hij was vrijgezel. Voor zover hij niet aan boord verbleef, woonde, hij bij zijn moeder thuis tot haar dood. Ik was graag bij hem aan boord, in zijn knusse vooronder, waar een pot kacheltje brandde. Ré nam voor een hele week voedsel mee van huis. Brood, aard appels en spek waren de hoofdbestanddelen van zijn menu. Aan boord deed hij alles alleen, want hulp kon er niet af. Alles moest er met de hand gebeuren zoals zeilen hijsen, mossels zaaien en opvissen. Het was een zwaar leven maar desondanks bleef Ré een tevreden en opgeruimd mens. Hii is al lang ter ziele, maar zijn blijmoe digheid is me steeds bijgebleven. Ik weet niet waar de GRA 8 zijn laatste rustplaats heeft gevonden. In het jaar 1375 braken tijdens een stormvloed de dijken door ten noordoosten van Biervliet. Door de ontstane opening in de zeewering drong het water van de Honte tot diep naar het zuiden door. Het over stroomde land ging voor eeuwen verloren. Na verloop van tijd noemde men de ontstane watervlakte de Zuudzee, daarna de Dullart en tenslotte de Braakman. Op de verdronken gronden kwam in de loop der jaren een belangrijke schelpdierenvisserij tot ontwik keling, waarvan de bakermat in het Vlaamse dorp Boekhoute gezocht moet worden. Zijn haven werd al in 1497 vermeld. Die haven, waarvan de plaats zelfs nu nog zichtbaar is, werd tenslotte te klein. Na het traktaat van 1830 werd hij nog slechts als vracht haven erkend en werd het monopolie van de mosselhandel toegewezen aan Philippine. Na 1800 hadden zich daar reeds veel Bel gische vissers gevestigd, alhoewel de mos selhandel aan de Boekhoutse haven nog op kleine schaal werd voortgezet. Philippine is door de mosselvisserij tot grote bloei gekomen. Dat was vooral het geval in de tweede helft van de vorige eeuw. In 1847 bestond de vloot van Phi lippine uit 2 hengsten, 18 hoogaarzen en een groot aantal roeiboten, waarmee even eens de visserij werd bedreven. Maar ook in de Braakman stond het opslibbingsproces niet stil en vooral in het zgn. Axelse gat werden polder na polder bedijkt. Deson danks bestond de vissersvloot van Philip pine in 1895 uit 89 grotere vaartuigen en 50 roeiboten. De grotere vaartuigen be stonden overwegend uit hoogaarzen, met daarnaast nog wat hengsten en schouwen. De schouw van Philippine onderscheidde zich van andere Zeeuwse schouwen door het achterschip, dat overeen kwam met de achtersteven van een hoogaars. Nadat in 1900 een nieuwe haven met een kanaal naar diep water waren aan gelegd, leefde het mosselbedrijf in Philip pine, na een aantal jaren van neergang, weer op. In 1911 sprak men zelfs van een topjaar. In 1912 werden door het visserijbestuur consenten verstrekt voor 89 hoogaarzen en hengsten uit Philippine en voor 34 hoog aarzen uit Boekhoute. Toen in 1918 de Dijckmeesterpolder werd bedijkt, kwam de oude haven van Boekhoute binnendijks te liggen. Ten behoeve van de vissers uit die plaats liet het domeinbestuur een nieuwe haven aanleggen bij de Isabella- sluis. Enkele jaren hebben ze er gebruik van kunnen maken. Niet lang daarna wer den de platbodems door ijzeren schepen vervangen. Zowel in Philippine als bij de Isabellasluis begonnen de havens in de der tiger jaren in snel tempo te verzanden en op 30 juni 1952 werd de Braakman definitief van de Westerschelde afgesltoen. Maar toen waren de hoogaarzen en de hengsten er al jaren geleden gesloopt. Onder de polderjongens die op het eind van de vorige eeuw werkzaam waren bij de bedijking van de Mosselpolder, de Ka naalpolder en bij de aanleg van de nieuwe haven van Philippine, bevond zich een jonge man uit de buurt van Ellewoutsdijk. Zijn naam was Arie Wiskerke. Na afloop van het werk is hij in Philippine gebleven. Hij had er verkering gekregen en werd in dienst van de Rijkswaterstaat belast met het on derhoud van de nieuwe haven en het kanaal. Aan de haven stond in die jaren nog een oud schipperscafé, dat de toepasselijke naam „Au Port" droeg. In het begin van deze eeuw werd de zaak door Wiskerke gekocht. Hij trok er met zijn jonge vrouw in en werd herbergier. Samen legden ze er in de loop der jaren de grondslag voor het beroemde hedendaagse mosselrestaurant met zijn nevenbedrijven, die tot ver buiten de landsgrenzen bekendheid genieten. Ze worden thans al door de tweede generatie nakomelingen gerund. De haven is gedempt en van de bedrijvigheid van de mossel- handel is in Philippine niets meer overge- Drukte in de haven van Philippine op het eind van de vorige eeuw. 25

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1978 | | pagina 25