OCHTEND IN ZEELAND (III)
ONS FEUILLETON:
Tekst: Loes van Dalen - Vreugdenhil. Foto's: van de schrijfster.
Maar eindelijk, daar gingen we dan, he
lemaal naar Meliskerk.e. Soms lopend, maar
meestal op de fiets; Geerte en Jane hoog
en volwassen op het zadel, ikzelf achterop.
Het werd al wat warmer, mijn vestje mocht
los en het celluloid van de fietsen begon
zijn typische luchtje af te geven. Ik vind
dat nog seeds een zomerse, heel feestelijke
geur.
De eerste tien minuten zagen we geen
mens, reden we heel alleen tussen de tarwe
en de bonen, maar in de buurt van St.
Janskerke werd het altijd wat drukker op
de weg. „Heu", zeiden de meisjes R. dan
tegen iedereen, die we zagen, en „heu"
zeiden al die mensen weerom.
Voor zover ik me kan herinneren, heb
Zondag Dag der dagen in het Zeeuwse
land.
Zondag in Zeeland de mooie kamer,
gouden strikken, verewagens, bloedkoraal,
psalmen en worteltjes: waar zal ik beginnen?
Zondag in Zeeland als ik mijn ogen
sluit, staat die dag als een monument van
genoegelijkheid, stilte en schoonheid om
me heen. Ze bestaat nóg, maar niet aan
de duinrand, niet in de watersportcentra,
niet voor de recreanten in de berm of in
de meer comfortabele omgeving van het
eigen Zeeuwse tweede huis.
Wie haar wil beleven moet op een boe
renhof zijn, diep in het land, waar hij
wordt omringd door wiegend graan en
grazend vee. Er hangt een zware stilte, die
toch vol geluiden is. Bomen ruisen bij
vlagen, een kip kakelt, er klinkt een ijl
gerinkel van borden en kopjes. Koeien
loeien, honden blaffen en verre kerkklokken
luidennet als vroeger. En over dat
alles, zo verbaas ik mij nu, scheen toen
altijd de zon.
De heiige vroegte van mijn lang voorbije
Zeeuwse zondagen duurde uren en uren:
een langgerekte belofte van wat nog komen
zou. Ondanks het prille uur was ik al mooi.
In mijn geborduurde jurk en op keurig
gepoetste schoenen wachtte ik buiten op
de groten, die op een dag als deze veel
minder haast leken te hebben, dan ik in
Rotterdam gewend was, en toch altijd op
tijd waren. Op tijd voor de kerk uiteraard.
En dit zijn de zusters R., samen met vriendinnetje Coba A. en pleegzusje Loesje (de
schrijfster), dat voor deze speciale gelegenheid in dracht was gestoken. Coba zit tussen
Jane (links) en Geerte (derde van links). De foto werd in 1943 genomen door de dorps
fotograaf van Zoutelande in de Langstraat.
ik die vriendelijke groet, die gelijkelijk voor
bekenden en onbekenden bestemd was, in
mijn eerste zomer nooit zelf gebruikt, door
drongen als ik was van de plicht om vooral
ouderen met twee woorden aan te spreken.
En al kon ik hier dan niet terecht met
mijn „dag mijnheer" en „dag mevrouw",
ik waagde het nog minder zo maar joviaal
„heu" te gaan roepen. Een keurig lachje,
dat kon en een bedriegelijk bewegen van
de lippen eveneens, maar iets zeggen? O,
hemel nee!
Wat jammer, dat Coba niet mee ging!
Haar familie bleek hervormd te zijn en
dus te kerken in Zoutelande zelf, in het
oude bedehuis op het Willibrordusplein,
dat ik pas veel later eens zou bekijken.
Er was wél iets merkwaardigs aan dat
hervormd-zijn. Thuis betekende dat zoveel
als „meer mogen", zelfs buiten spelen op
zondag, maar hier was het juist andersom.
Hervormd te zijn bleek een veel zwaardere
last dan gewoon gereformeerd. Wat raar,
hoe kon dat nou
Een ander vaag gevoel van verwarring
ontstond, als er vanuit de verte een vere
wagen op ons toekwam, zich even naast
ons voegde en ons dan voorbijreed. Arri
veerden wij tenslotte bij de kerk, dan stond
het paard daar al rustig te schuifelen en
Op zondag verschenen de verewagens en koetsjes op de vlakke wegen. Rechts achter is
nog juist de vuurtoren van Westkapelle te zien.
27