!sTS7eh. Vlissfngen aantreffen, dat zowel in bouw als in zeil voering duidelijk afweek van de in Zeeland algemeen voorkomende vissersvaartuigen. Ik bedoel de Blankenbergse schuit, een hou ten platbodem, die nog tot na de eeuw wisseling bij de Belgische kustvisserij in gebruik was. Het waren overnaads gebouw de schepen, voorzien van één of twee emmerzeilen. Het scheepvaartmuseum in Amsterdam bezit nog een foto uit omstreeks 1900, waarop een Blankenbergse schuit met emmerzeilen staat afgebeeld, die samen met een hoogaars, voorzien van een spriettuig, de haven van Vlissingen binnenkomt. Op de hierbij afgedrukte kopie van deze foto zien we op de ree nog een driemastbark, die mogelijk op orders ligt te wachten. In Breskens dat in 1891 nog 9 hoogaarzen bezat, is men in de loop der jaren over geschakeld op houten kotters, veelal van Belgische makelij en op botters. Met die schepen was men in staat wat verder bui tengaats te vissen. De afgedrukte foto geeft daarvan een beeld uit de dertiger jaren. De vissersvloot van Brouwershaven is nooit groot geweest. Hij bestond destijds uit een tiental hoogaarzen, voorzien van bezaantuigen. In 1952 was de vissersvloot geslonken tot drie vaartuigen. Na de slui ting van het Brouwershavensegat was het met de garnalenvisserij gedaan. Hen beschrijving van de visserij met zei lende houten platbodems in het zuidwes telijk deltagebied zou onvolledig zijn. als daarbij geen aandacht zou worden geschon ken aan de garnalenvisserij die bedreven werd vanuit de havens Ouddorp, Goedereede en Stellendam. Deze visserij dateert uit de vorige eeuw. De Goereese vissers visten langs de kust tussen Schouwen en de Maas vlakte in het Goereesegat, op het Haring vliet en op het Hollands diep. De visserij van Ouddorp is omstreeks 1861 begonnen, nadat daar een haven was aangelegd. De aanleg van de Brouwersdam sloot deze haven van het buitenwater af en dwong de vissers met hun schepen naar elders uit te wijken. Vanuit Stellendam viste men aanvankelijk met hoogaarzen. Na de opening van de Nieuwe Waterweg in 1872 werd het wat minder met de garnalenvangsten. Toen gedurende de laatste twintig jaren van de vorige eeuw de toestand in de landbouw erg slecht was, kochten niettemin verschei dene landbouwerszoons een visserschip en werden visser. In de beginjaren van deze eeuw kochten Goereese vissers in Friesland een aantal blazers op, waarmee ze de kleine zeevisserij gingen beoefenen. Deze blazers waren groter en zwaarder dan de schepen die men er tot dusver had gebruikt en vaak voorzien van twee masten. Ze werden destijds in Makkum gebouwd. Als de zeevisserij in de herfst te riskant werd, werden de blazers wel ingeschakeld bij het vervoer van suikerbieten. Een enkele maal viel er voor de Goereese vissers wat extra's te verdienen als er door storm of mist een vrachtvaarder op de kust strandde. Om het schip vlot te krijgen moest eerst een deel van de lading worden gelost en voor dat werk waren de blazers en hun bemanningen vaak onmisbaar. Bij gaande foto laat een gestrande viermast- bark zien. Een twintigtal blazers is bij de in 1903 uitgevoerde bergingsoperatie inge schakeld. Een tweepijper van Smit wacht in de verte tot het schip zover is gelicht, dat met het lostrekken begonnen kan worden. De Friese blazers die in het begin van deze eeuw door Goereese vissers werden aangekocht, waren afkomstig uit Modder gat, een klein plaatsje aan de waddenkust. Het kreeg bekendheid toen het in 1883 Hoogaarzen en botters in de Vlissingse vissershaven omstreeks 1926. Kotters en botters in de haven van Breskens. 19

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1978 | | pagina 19