Watersport nu
haven bestaan lange wachtlijsten met ge
gadigden voor een ligplaats. Het aanbod
van ligplaatsen is maar miniem en als er
al een jachthaven wordt aangelegd en de
gelukkige nieuwbakken watersporter een
plaatsje voor zijn boot heeft weten te be
machtigen, zal hij daarvoor een bedrag
moeten betalen, waarvoor hij voor de 2de
Wereldoorlog een compleet pront jachtje
had kunnen kopen.
Tot voor kort werd voor de aanleg van
vele jachthavens een subsidie van 75°/o van
de stichtingskosten verleend door het Mi
nisterie van C.R.M. Nu deze subsidie niet
meer wordt verleend, drukken de aanleg-
kosten van een jachthaven voor de volle
honderd procent op de huurders van lig
plaatsen. En desondanks groeit de Neder
landse jachtvloot als kool, ieder jaar met
zo'n 12.000 schepen. Jachten en jachtjes
waarmee gevaren moet kunnen worden en
die na een middag of een dag varen ergens
„gestald" moeten kunnen worden!
Om te voorkomen, dat in de toekomst
een groot aantal watersporters net als de
befaamde Zeeuwse kapitein Van der Decken
met zijn Vliegende Hollander" tot in de
eeuwigheid rond moet blijven varen in
dit geval vanwege het gebrek aan ligplaat
sen wordt er door de overheid en door
belangenorganisaties als ANWB, H1SWA en
Koninklijk Nederlands Watersportverbond
gestudeerd op een oplossing van het pro
bleem. Het heeft namelijk weinig zin om
te veronderstellen dat bij gebrek aan jacht
havens de toename van het aantal plezier
vaartuigen wel tot staan zal worden ge
bracht. De ongeveer 40.000 boten welke nu
al buiten officiële jachthavens ligplaats
hebben, langs wallekanten van sloten en
kanalen en in stadshavens spreken wat dit
betreft voor zichzelf.
Het probleem is eigenlijk tweeledig. Waar
is nog ruimte waar met de boten die er
in de toekomst bijkomen, kan worden ge
varen en waar kunnen deze boten worden
achtergelalten. Eigenlijk ligt de problema
tiek nog wat gecompliceerder: De moderne
waterrecreant blijft minder dan collega's
in vroeger tijden in zijn eigen vaargebied,
maar heeft de neiging om mede dankzij
de toename van vrije tijd en de tendens
dat de gemiddelde grootte van een jacht
steeds toeneemt er met zijn boot op uit
te trekken. De druk op aantrekkelijke vaar-
gebieden in het zomerseizoen zal dan ook
aanzienlijk groter zijn dan alleen de druk
van de watersporters met een ligplaats
aan of nabij dat vaarwater.
De hamvraag is nu: Moet aan de vraag
naar watersportaccommodatie volledig tege
moet worden gekomen of moet er door de
overheid bij een bepaalde recreatiedruk een
bordje „vol" worden geplaatst? Het onbe
perkt toelaten van boten lijkt op het slach
ten van de kip met de gouden eieren. Op
den duur is het varen voor niemand nog
een ontspanning. Een indicatie in die rich
ting is al waar te nemen bij drukke sluizen
en bruggen in het hoogseizoen. Waterspor
ters (nou ja, „watersporters"?) leveren daar
hele veldslagen, terwijl de scheldwoorden
en bedreigingen niet van de lucht zijn.
Kortom, toestanden als bij het wegverkeer,
waar het gebaar van het vingertje naar
het voorhoofd ook al gemeengoed dreigt
te worden.
De meningen over de opvangcapaciteit
van onze vaarwateren lopen overigens nogal
uiteen. Het is zinloos op de totale opper
vlakte voor recreatievaart geschikt water
met een bepaalde faktor te vermenigvuldi
gen om de totale capaciteit te verkrijgen.
Is een bootdichtheid van bijvoorbeeld 8
boten per ha water nog aanvaardbaar voor
een klein meer, gelegen op korte afstand
van een grote stad, voor het IJsselmeer of
de Zeeuwse wateren zou een dergelijke
dichtheid absurd zijn. Grootschalige wate
ren dienen als groot en wijds ervaren te
worden. Je moet er al varend nog het
gevoel kunnen krijgen van ontzag voor de
elementen en de wijdsheid van het land
schap.
Maar nu even geen lyrische ontboeze
mingen, maar terug naar de nuchtere cijfers.
De grootte van de opvangcapaciteit van
alle Nederlandse wateren, met inbegrip van
Waddenzee, IJsselmeer en de brede Zeeuwse
wateren, wordt geraamd op ca 300.000
pleziervaartuigen. Alhoewel er minder ge
fundeerde studies zijn, die een totaal
capaciteit van 600.000 vaartuigen noemen.
Driehonderdduizend boten, eigenlijk een
plezierig laag aantal, dat wil zeggen ple
zierig voor de watersporter die al over een
ligplaats beschikt en een toename van de
drukte vreest. Voor de watersporters van
de toekomst een angstig kleine capaciteit.
Er zijn nu al ongeveer 200.000 boten. Er
zou derhalve voor ongeveer 100.000 boten
uitbreidingsmogelijkheid zijn. Bij een ver
onderstelde voortgaande groei van het bo-
tenbestand van ca 12.000 boten per jaar
betekent dit, dat de vaarruimte over 8 a 9
jaar vol zal zijn. En wat dan?
Zoals al eerder gezegd. lopen de ramingen
over de maximum opname-capaciteit nogal
12