dit moment in onze provincie ook al weer
gelegd, terwijl allerlei andere voorboden
van de lente acte de presence geven. Maar
voor we het daarover gaan hebben, wil ik
toch nog even stilstaan bij de afgelopen
winter, die z'n sporen zeker in ons ge
heugen heeft gegrift.
Evenals voor zovele anderen, was het voor
mij m'n eerste echte Zeeuwse winter. Zoals
u zich zult herinneren, heb ik ooit wel
eens verteld, dat het Deltagebied pas echt
druk bezet wordt door vogels, wanneer
Noord-Nederland met sneeuw bedekt is. Hoe
groot die bezetting was van vooral ganzen,
hebben we nu kunnen aanschouwen! Exacte
cijfers over hoe groot het aantal van deze
vogels wel was, zijn nog niet bekend, maar
we kunnen gevoeglijk aannemen, dat in
het Deltagebied (inclusief België en de
Biesbosch) het aantal ganzen ergens in de
buurt van de driehonderdduizend moet
liggen. Voorwaar een gigantisch aantal voor
deze contreien.
Wat opviel was. dat de vogels een stuk
van hun gebruikelijke schuwheid hadden
afgelegd en in vele gevallen ook de als
levensritme beschouwde voedseltrek in de
morgen en de slaaptrek tegen de avond
achterwege bleven. De dieren vertoefden
soms dagenlang op dezelfde plaats. Er was
dus sprake van een aanpassing aan de
omstandigheden, die duidelijk gericht was
op zo min mogelijk energie-verbruik. Méér
beweging vraagt namelijk méér voedsel en
dat was onder deze omstandigheden niet
overdadig voorhanden. Zo konden we o.a.
waarnemen, dat veel individuen liggend
aten. Dit had dus niets te maken met
voedselgebrek, zoals velen meenden te weten.
Nu we het toch over het eten hebben,
lijkt het mij nuttig nog even over de voe-
derakties na te kaarten. We hebben onder
vonden wat onze persmedia vermogen. Met
alle lof en dank voor de manier waarop
de vogelbescherming gratis kon „adverte
ren", vind ik toch, dat er wat ongenuan
ceerd te werk is gegaan, omdat geheel Ne
derland over één kam is geschoren. Juist
in Zeeland waren nauwelijks vogels die in
nood verkeerden. Die dat wel waren, werden
door het publiek niet gevoerd, omdat ze
hoge eisen aan hun voedsel stellen en/of
te schuw zijn om dicht bij de mensen te
vertoeven.
Door dit te zeggen, roep ik direct een
aantal „ja maars" op. Wat voor en tegen
wintervoedering is, heeft in allerlei varianten
in de kranten gestaan. Ik ga daar nu en
oo deze plaats niet meer op in. Wel wil ik
nog opmerken, dat het sterftebeeld onder
de vogels juist ook weer in Zeeland danig
werd vertroebeld door het uitbreken van
vogel-cholera, die zeer veel slachtoffers heeft
geëist onder de water- en waadvogels.
Meeuwen en enkele andere aas-etende soor
ten werden daarvan ook het slachtoffer
als ze van de kadavers aten.
In de voorbije zachte winters vielen de
gevolgen van deze ziekte tot nu toe wel
mee, maar juist doordat de vogels nu vaak
met grote aantallen in wakken vertoefden,
was de besmetting veel groter. Voorzover
onze wetenschap nu reikt, is bestrijding
van deze ziekte onmogelijk. Bovendien wordt
nog in het duister getast omtrent de mo
gelijke oorzaken.
Deze keer vestig ik uw aandacht op een
vogel, die u veel kijkplezier kan verschaffen
en die ik u qua uiterlijk nauwelijks behoef
te omschrijven: De Kievit.
Het is nog steeds onze gewoonste, minst
kritische weidevogel, die overigens ook op
bouwland broedt. Ómdat deze vogelsoort
het meest gezien wordt, wil dit nog niet
zeggen, dat er nog net zoveel zijn als in
de tijd voordat de sterke rationalisering
in de landbouw een feit was. De Kievit
heeft zich echter beter en sneller kunnen
aanpassen, dan bijvoorbeeld de Grutto of
de Kemphaan, die dat aanpassingsvermogen
missen.
De Kievit behoort tot de Plevieren, wat
hij al doende duidelijk demonstreert. Deze
vogelfamilie kenmerkt zich namelijk door
tijdens het voedselzoeken steeds een aantal
snelle dribbelpasjes te maken en dan naar
iets, vaak insekten, te pikken. Voor wat
de in Nederland gewoon voorkomende Ple
vieren betreft, is de Kievit de enige met
een naar achteren gerichte kuif. Deze is
bij het mannetje duidelijk langer dan bij
het wijfje. Voor het overige lijken ze zwart
wit. Het zwart heeft echter bij beter toe
zien een prachtige groene glans.
De Kievit is hier vrijwel altijd jaarvogel.
Dit laatste betekent, dat de vogel als soort
het gehele jaar aanwezig is. De individuen
die hier broeden verhuizen in het najaar
naar zuid-Europa of noord-Afrika. Die uit
Ieder moment ook Iaat hij zien, hoe dit
net niet gebeurt. Het is een boeiend schouw
spel zonder weerga, dat meestal tot ver
in mei te zien is.
Zo snel mogelijk wordt in deze periode
een wijfje aangetrokken, waaraan een aantal
nestkuiltjes wordt getoond, die reeds te
voren door het mannetje met de borst in
de bodem zijn „gedraaid". Ook deze be
zigheid van pa is frequent waar te nemen.
Is een nestplaats goedgekeurd door ma,
dan wordt de stoffering met wat dode
grasstengels e.d. ter hand genomen en
worden daarin de vier sterk tolvormige
eieren gelegd.
Verreweg de meeste grondbroeders heb
ben soortgelijk gevormde eieren. Het doel
er van is, dat ze bij overhaast verlaten
van het nest niet weg kunnen rollen. Broe
dende vogels schuiven namelijk de poten
onder de eieren. Wanneer ze voor naderend
onheil snel op moeten staan, worden de
noord-Europa overwinteren hier, mits de
winter niet al te streng is. Deze laatste
groep is een prachtig voorbeeld van vogels,
die net beneden (ten zuiden) van de vorst-
grens vertoeven. Afgelopen winter hebben
de goede opmerkers dat duidelijk kunnen
waarnemen. Zodra er enige weersverbetering
optrad, waren er al weer kieviten, die
onmiddellijk waren verdwenen als het weer
verslechterde.
Wordt de winter voorgoed verdrongen,
dan komt de voorjaarstrek direct op gang.
Ook dit levert een karakteristiek beeld op.
De vogels vliegen namelijk, afhankelijk van
de hoeveelheid, in meer of minder grote
linies, dus naast elkaar. In tegenstelling
tot bijvoorbeeld ganzen, e.d. die schuin
achter elkaar gaan vliegen in de bekende
V-vorm en die daardoor minder energie
verbruiken. Kieviten zijn uitstekende vlie
gers, wat het meest door de mannetjes
gedemonstreerd wordt.
Zodra in het voorjaar de vorst geweken
is, beginnen de mannetjes hun territorium
af te bakenen. Ze spreiden daarbij een
vliegvaardigheid ten toon, die je nauwelijks
voor mogelijk houdt. Als toeschouwer zie
je hem al roepend de meest fantastische
toeren uithalen. Dit alles met duizeling
wekkende snelheden. Ieder moment denk je,
dat het dier zich te pletter zal vliegen.
eieren dus gemakkelijk uit de ondiepe nest-
kuil gewipt.
Tijdens de gehele broedperiode en ook
nog als de jongen er zijn, blijft het man
netje aktief. Al buitelend en roepend pro
beert hij indringers in de ruimste zin te
misleiden en bij het vrouwtje weg te hou
den. Aan kenners verraadt hij desalniette
min exact de stand van zaken. De manier
van vliegen en de toon van roepen ver
tellen of er al eieren zijn. En zo ja, hoe
lang ze al bebroed worden. Zijn er een
maal jongen, dan zijn de geluiden weer
anders.
Wanneer de jongen vliegvlug geworden
zijn, kunnen we in juli reeds gegroepeerde
Kieviten zien, die echter nog nauwelijks
trekneigingen vertonen. Hoewel er wel
enige, zij het flauw merkbare verschuivin
gen optreden. Als er in oktober of november
een plotselinge koudegolf komt, is er een
spectaculaire trek te zien. Soms enige dagen
lang golft linie na linie in zuidelijke rich
ting aan het oog voorbij.
Onze Kieviten zijn gaan overwinteren en
hebben plaats gemaakt voor hun familie
leden uit het noorden. Een typisch stukje
Hollands vlakteleven heeft ons verlaten.
Zij zullen terugkeren wanneer de lente weer
aanstaande is
15