Landbouw en veeteelt in
Romeinse tijd en middeleeuwen
Tekst: J. P. van den Broecke.
Inleiding.
Door de jaren heen heeft zich in Zeeland
een landschap gevormd dat zijn speciale
karakter in belangrijke mate heeft te dan
ken aan het agrarische gebruik van zijn
bodem. Ofschoon industrialisatie en rekrea-
tie het hier en daar in ongunstige zin
hebben beïnvloed, is de landbouw er des
ondanks zijn stempel op blijven drukken.
De hedendaagse landbouwers zijn vak
bekwame mensen die in staat zijn de bodem
optimaal te gebruiken en te benutten. Toch
is er één faktor nagenoeg even onbereken
baar gebleven als eeuwen her; het weer.
Ook tegenwoordig kunnen aanhoudende
slechte weersomstandigheden de oogstop
brengsten tot een minimum beperken.
We kunnen er in dat verband slechts
naar gissen welke teleurstellingen de boeren
hebben meegemaakt toen in ons land de
veehouderij en de landbouw nog in hun
kinderschoenen stonden.
In 1974 heb ik in het meinummer van
dit blad getracht de toestand op agrarisch
gebied te schetsen in de pré- of voorhistorie,
dus in de tijd die voorafging aan de komst
van de Romeinen in onze streken. In
aansluiting daarop zullen we thans nagaan
hoe landbouw en veehouderij verder tot
ontwikkeling kwamen in de Romeinse tijd
en de middeleeuwen.
De Germanen.
Toen omstreeks 57 voor Chr. Julius Caesar
met zijn Romeinse legerscharen de Neder
landen binnentrok, trof hij daar verspreide
bewoningskernen aan van Germaanse en
Keltische stammen. Op de lagere school
heeft onze oudere generatie van hen niet
veel meer geleerd dan dat ze eensdeels
leefden van jacht en visserij en anderdeels
hun tijd doorbrachten met bier drinken
en dobbelen. Deze bezigheden hadden dan
wel betrekking op de mannen. De vrouwen
waren weinig in tel en konden zelfs ver
dobbeld worden.
Van het leven van deze vroege bewoners
weten we verder maar weinig af. Toch is
over hen wel wat meer bekend dan de
negatieve verhalen die we lang geleden
op de lagere school te horen kregen. De
zwerflust die hen eeuwen lang kenmerkte,
sproot voornamelijk voort uit de primitieve
omstandigheden waaronder ze toen gedoemd
waren te leven. Toen de Romeinen hier
verschenen, waren de Germanen al niet meer
Foto's van de schrijver.
tt
v
uitsluitend jagers en vissers. Ze bedreven
toen al een primitieve vorm van landbouw.
Aan een intensieve wijze van bodem
kuituur waren ze echter nog lang niet toe.
Zodra de grond uitgeput raakte, pakten
ze hun boeltje weer op en verhuisden ze
naar een andere plaats, waar de grond
nog niet bebouwd was geweest. Zodoende
bleven de stammen gedurig in beweging.
Hun veeteelt daarentegen stond al op een
wat hogere trap van ontwikkeling.
Zo ongeveer moet het leven zijn geweest
van de bewoners der lage landen, voor
zover die althans bewoonbaar waren, toen
de Romeinen hier verschenen. Onder hun
heerschappij kwam een einde aan het
zwervende bestaan van de inheemse stam
men en begon voor hen een nieuwe vorm
van samenleving.
De Romeinen.
Vergeleken bij de primitieve wijze waarop
destijds de Germanen de landbouw bedre
ven, waren de Romeinen op dat gebied
al heel wat verder gevorderd. In Rome
waren toen al uitvoerige landbouwkundige
studies verschenen, waarin de ontwikkeling
van de landbouwwerktuigen een voorname
plaats innam. Ze beschikten over betere
ploegen die door spannen ossen werden
getrokken en maakten gebruik van eggen
om de geploegde grond geschikt te maken
als zaaibed.
Om overstromingen in de kleigebieden
langs onze grote rivieren zoveel mogelijk
te beperken, legden de Romeinen daar toen
al dijken aan, vaak voorzien van verharde
wegen. Ze hadden in de eerste plaats een
militaire funktie, maar maakten het tevens
mogelijk dat ook de landbouw er tot ont
wikkeling kon komen. Men vond er voor
namelijk Germaanse nederzettingen.
Tijdens de Romeinse overheersing werd
vooral Zuid-Limburg een belangrijk land
bouwgebied. Er ontstonden grote landbouw
bedrijven met gebouwenkomplexen, die vil
la's werden genoemd. Daar hebben de ver
nieuwingen op landbouwgebied voorname
lijk toepassing gevonden. In hoeverre ze
de landbouw in de rest van Romeins Ne
derland hebben beïnvloed is niet bekend,
ofschoon enige beïnvloeding in gunstige zin
wel mag worden verondersteld.
Later zijn het vooral de Batavieren ge
weest, die veel profijt hebben getrokken
van de Romeinse kennis op het gebied
van landbouw en veeteelt. Ze hadden bo
vendien het voorrecht te zijn vrijgesteld
van belastingen, omdat ze voor de Ro
meinen in militair opzicht van veel belang
waren. De Batavieren woonden voornamelijk
in de Betuwe, een welvarende streek waar
grote hoeven waren verrezen achter de be
scherming van rivierdijken. Behalve in de
Betuwe lagen er ook landbouwnederzettin
gen van Batavieren in het Rijk van Nij
megen en in het land van Maas en Waal.
De Zeeuwse en Vlaamse kustvlakten be
stonden toen voornamelijk nog uit heide
velden, bossen en moerassen, doorsneden
met kreken. Het was er nog woest en ledig
met alleen op de hoger gelegen randge
bieden enige bewoning. Aan de kust en
langs bevaarbare stromen lagen voorts nog
enkele steunpunten voor de handelsvaart
tussen de Rijn- en de Maasstreken met
Engeland. Vanuit hun veiliger gelegen woon
plaatsen waagde zich vermoedelijk wel eens
een jager of een visser in het deltagebied,
17