Ochtend in Zeeland Tekst: Loes van Dalen - Vreugdenhil. Een jaar of wat geleden brachten mijn gezin en ik een bezoek aan de beroemde Flevohof in de Flevopolder. Thuisgekomen kwamen we met moeite tot de erkenning, dat het „toch wel" een interessante dag was geweest. Maar op dit moment herinner ik me nog maar vaag een stand met wetenswaar digheden over honing, posters met de me dedeling, dat je van aardappelen niet dik wordt en een luchtbrug over de koeienstal, waarover de bezoekers voetje voor voetje voortschoven. Eigenlijk was het bezoek dan ook een teleurstelling. Want deze boerderij had niets te maken met die uit mijn jeugdjaren op Walcheren: zonder stands, zonder posters en met warme koeien binnen handbereik. Een boerderij ook, zonder elektrische lei dingen, wijzerplaten en motorgeweld. Alles werd daar nog met de hand gedaan en dat „alles" was heel veel. Mijn Zoutelandse pleegvader van de veertiger jaren was een ware doe-het-zelver. Zijn vrouw en kinderen niet minder. En omdat ik direct na mijn entree in zijn huis als gezinslid werd beschouwd, moest dat ook maar voor mij gelden. En zo mocht ik al spoedig mijn krachten beproeven op de karnton. Boter, melk en eieren. Dat leek een eenvoudig karwei. Je haalde maar gewoon de stok op en neer en na een tijdje zou er dan boter verschijnen: bovenop de melk in de ton. Hoe dat mo gelijk was, begreep ik nog niet, maar ik maakte daar geen punt van. Als moeder Louwerien het zei, zou het heus wel waar zijn. En het was waar, al droegen mijn in spanningen maar weinig aan het wonder bij. Want natuurlijk moest één van de dochters R. het werk al spoedig van me overnemen en kijk: plotseling dreven er vlokken roomzachte boter op de melk. Ze werden groter en groter en werden ten slotte afgeschept. Wie weet nog. hoe zulke boter er uit zag? Heel lichtgele brokken waren het, zacht en fris, en ze werden verzameld in een grote, stenen kom. Geen papier of folie eromheen. Geen vitaminen-aanduiding of een merknaam. Gewoon boter van de melk van de eigen koeien. De kom werd in het „kelderhuus" gezet, een opkamertje, waar behalve de bruine vloertegels alles wit was: de ge schuurde muren, het houtwerk, alles. In grote manden stonden daar ook de witte eieren en de kannen witte melk, afgedekt met witte doeken. Dat kelderhuus met zijn heerlijkheden, rechts naast de achterdeur, had voor mij iets heiligs. Ook al omdat de altijd bezige mensen zijn koele stilte niet verstoorden. Ze brachten er alleen en op kouse voeten van tijd tot tijd als een offer gave de produkten van hun arbeid. Eerlijk is eerlijk, ik koester nóg die ge- Foto's van de schrijfster. voelens omtrent de heiligheid van voedings middelen: melk-en-honing, het dagelijks brood, vlees in de kuip. Want al doen de supermarkten van van daag hun best om met hun drinkvla, frites saus en in plastic verpakte quick-lunches, die gevoelens te verdrijven; het is ze tot nu toe niet gelukt. Bakken en slachten. Het dagelijks brood kwam eenmaal per week uit de eigen muuroven. De voorbe reidingen daartoe maakte ik nooit mee. „Een kind behoort op dat vroege uur nog te slapen," zo vonden mijn pleegouders. En terecht. Maar bij de geboorte van het brood was ik altijd present. Ik voel nog de hitte, die bij het openen van de ovendeur de bakkeete insloeg. Ik ruik nog de geur van het brede, lage brood, dat dampend op de houten broodpaele lag. Ik proef nog de verrukkelijke ovenkoeken, die een uurtje daarna uit de muur tevoorschijn kwamen en die met „beuter en suker" gegeten werden. En ik realiseer me terdege hoe gelukkig ik ben dit te kunnen vertellen. Want het is niet alleen een kwestie van weten-hoe- het-ging. Informatieve lektuur en t.v.-pro- gramma's kunnen die kennis immers veel gedetailleerder aandragen. Nee, het is het gelukkige gevoel van betrokkenheid. Want ik heb de kans gehad de meest elementaire waarden van het leven te leren onderscheiden: het samen spel van natuur en mens, zodat de eerste tot wasdom komt en de laatste leven kan. Bij dit alles hoorde natuurlijk ook het -k fokken van vee en de slacht. Eén keer heb ik dat laatste meegemaakt en daar nooit spijt van gehad. Maardat hóórt niet. Er werd vreemd opgekeken, die enkele keer, dat ik later daarover vertelde. „Dat die mensen je daar bij lieten zijn," zei men dan verontwaardigd, „hoe oud was je helemaal?" Maar als ik dan volhield, dat ik dat zelf zo graag had gewild, werd het stil. Vreemd, welk kind vindt zoiets nou leuk? Maar „leuk" was het woord niet. Wat dan wel? Interessant? Misschien Er moest een varken worden geslacht. In alle vroegte én in alle stilte. Want het was zaak Duitse pottenkijkers buiten de deur te houden. De slacht voor eigen gebruik immers was verboden. Daarom verzamelden de bewoners van Houtenburg 3 en 1 zich voor dag en dauw achter onze schuur. Er werd een groot vuur aangelegd en we gingen daar in een kring omheen staan. Laaiend licht en loeiende hitte in de kille duisternis van de ochtend, wie zou daarvoor niet uit zijn bed komen? Het varken werd gehaald. Eén van de mannen hield de kop omhoog. Ik keek. Arjaon stak toe, snel en zeker. Een dikke straal bloed sprong tevoorschijn, het varken gilde en was dood. Nog nooit had ik de dood in die omvang gezien. Het was een groot varken. Ik had het goed gekend. Ik had het geaaid en te eten gegeven. Toch onderging ik geen schok en ik voelde geen afkeer. Maar ook geen opwinding. Het varken was dood, wat ging er nu gebeuren? Het werd in het vuur getild, opdat de haren van de huid zouden schroeien. Toen dat gebeurd was gingen veel rappe handen aan het werk. En binnen een paar uur stond het varken in tientallen potten en pannen op de planken van zolder en wagenhuis. Uit de vleesmolen vielen kilo's gehakt op het hakblok. In de sloot voor het huis werden darmen gespoeld. In een emaille schaaltje in de bakkeete lagen de hersenen. Dat laatste vond ik eng. De rest niet. Het was fascinerend. Dat mensen zo vlug konden werken! Dat er voor één var ken zóveel potten nodig waren; dat rauwe gehakt zo lekker was en die dikke worst zo verrukkelijk! We zouden een hele winter te eten heb ben. En de Mof had niets gemerkt. Lekker! Ik sliep die nacht uitstekend. Zoutelande in de veertiger jaren. 23

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1979 | | pagina 23