energie schiet tekort als je met arbeid wat wilt bereiken. Vandaar dat in een grijs verleden de ge duldige trekos voor de ploeg werd gespan nen. De trekos is ondanks zijn massieve gestalte, energetisch gezien slechts 200 Watt waard. Nog niet eens genoeg om een strijk ijzer te verwarmen. Het paard komt al heel wat verder. Het edele ros is ongeveer 600 a 700 Watt sterk. Ook het paard is, zoals wij weten, de helper van de mens geworden op het gebied van energieproduktie. Hij heeft zelfs zijn naam mogen lenen aan een eenheid van energie: de paardekracht. De laatste jaren wordt de term „paardekracht", afgekort tot PK, meer en meer vervangen door de term „kiloWatt" (kW), waarbij 1 kW gelijk staat aan ca 0,7 PK. Het arbeidsvermogen van b.v. automotoren wordt tegenwoordig in kW opgegeven En ook buitenboordmo toren worden met deze uit de elektriciteits wereld afkomstige term opgesierd. U weet nu hoe u die term moet interpreteren. Schepraderen. Menselijke en dierlijke energie werden al omstreeks het begin van onze jaartelling aangevuld met energie uit machines. De brandstof voor deze machines werd dan altijd rechtstreeks door de natuur geleverd. Een eeuw voor onze jaartelling moeten er al schepraderen hebben gedraaid, die hun beweging ontleenden aan de kracht van vallend of stromend water. Het oudst be kende waterrad moet ongeveer 300 Watt nuttig arbeidsvermogen hebben geleverd. De kleinste buitenboordmotor die wij kennen zou zich doodschamen voor zo'n zielig beetje fut! Maar toch had het oude scheprad iets heel belangrijks vóór op de andere energie leveranciers: ossen, paarden en mensen. Het scheprad draaide altijd, dag en nacht, zo lang het water maar stroomde. En dat was in het geval dat men de rivier aan zich onderwierp, of een waterval, dus prak tisch eeuwig! De windmolens, die in de geschiedenis van de techniek nog tot de nieuwkomers moeten worden gerekend, waren wat hun beschikbaarheid betreft, heel wat onbere kenbaarder. De rivier stroomt altijd, maar de wind waait ongewis. De spreekwoor delijke blik van de molenaar is altijd be zorgd. Als u dit even op u laat inwerken, begrijpt u meteen waarom de eerste grote elektriciteitscentrales, die natuurlijke ener gie gebruiken, waterkrachtcentrales zijn en geen windkrachtcentrales. De in Europa voor elektriciteitsopwekking beschikbare waterkracht is vrijwel uitver kocht. Dus voor alternatieve produktiemo- selijkheden hoeven we daar niet meer op te rekenen. Het is maar een weet. Af en toe ontmoet je mensen, die het energieprobleem waarmee de wereld tobt, trachten op te lossen door de spierkracht van mens en trekdier weer tot norm te maken. Als wij dat maar doen, zeggen deze mensen, dan is het hele energievraagstuk de wereld uit. Dat is maar gedeeltelijk waar. Want alle energie moet uit de één of andere bron komen en in het geval van spierenergie is die bron: ons voedsel. Ik heb een inte ressante Amerikaanse statistiek gezien, ge maakt in 1920. In dat jaar waren er in de Amerikaanse landbouw 25 miljoen paarden en muildieren in aktie om de oogst te pro duceren. Deze gehoorzame kuddes moesten echter ook eten en in dat bewuste jaar 1925 bedroeg hun totale rantsoen: een kwart van de hele landbouwproduktie in dat jaar! Aan de horizon tekende zich reeds het schrik beeld af van een trekdierenkudde, die méér voedsel nodig had, dan zij zelf kon helpen voortbrengen. Slachthuizen. In de Verenigde Staten ontstond dan ook juist in de twintiger jaren de gigantische vleesconservenindustrie in en rond Chicago, waar de grootste kuddes te vinden waren. Grote slachthuizen werden ingeschakeld om het probleem van energieleveranciers die zelf energie-veelvraten bleken te zijn, op te lossen. Maar dat was alleen maar mogelijk nadat de landbouwtrekker zijn weg naar de land bouwbedrijven had gevonden: de landbouw trekkers als stalen opvolger van het trek dier. De machine, die op vloeibare brand stof werkte, nooit moe werd en in minder tijd veel meer kan presteren dan welk werk paard ook. Ook het rijpaard en het trek paard, het koetspaard en nog andere dier lijke energieleveranciers verdwenen uit het straatbeeld. Als wij nu om ons heenkijken, dan zien wij een wereld van blik, die problematisch aan het worden is. Onze energiebesteding loopt gierend uit de hand. Want energieproduktie heeft als onver mijdelijk neveneffekt: afval. Het werkpaard laat een spoor van paardevijgen achter, die vroeg of laat weer in de natuurlijke cyclus worden opgenomen. Maar onze krachtma chines brengen afvalstoffen voort die milieu- vijandig zijn en die de natuurlijke cyclus zelfs kunnen verstoren. Want met onze kunstmatige energiefabrikage hebben wij een ongenode gast in huis gehaald: De wet oo het behoud van ellende als logisch uitvloeisel van de wet op het behoud van energie. Daarover een volgende keer. De energiebron van de Zeeuwse warme bakker. 26

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1979 | | pagina 26