Marianne staat uit haar lighouding op
de bank op en loopt naar een kast. Als ze
die opendoet, verschijnt er een volk van
wollige diertjes en aandoenlijke popjes.
„Dat kindje met die multiple sclerose waar
van ik sprak, leefde in een eigen sprookjes
wereld. Daarom heb ik speciaal voor haar
dit prinsessenhandschoentje ontworpen. La
ter hebben deze vingerpopjes in allerlei tijd
schriften gestaan".
Ze toont me de handschoen. Elke vinger
is een miniscuul prinsesje, getooid met
kleertjes en vol kraaltjes en pailletjes. „Voor
de jongens heb ik fabeltjesdieren in plaats
van prinsesjes gemaakt. Deze handschoen
moet de kinderen stimuleren om vinger
oefeningen te doen, door bijvoorbeeld de
popjes elkaar kusjes te laten geven."
Wandclown.
We gaan de gang op om een andere
vernuftige vinding te bekijken: de wand-
clown. Terwijl Marianne met één beweging
het ene jasje na het andere jasje losknoopt,
vertelt ze met verve: „Al mijn speelgoed
zit eigenlijk vol verrassingen en oefeningen.
Ik probeer het zo te construeren, dat het
kind tot spelen verleid wordt. Deze clown
is speciaal ontworpen voor kinderen, die
zichzelf niet lang zelfstandig overeind kun
nen houden. De clown is met bouten in
een stuk hout bevestigd, zodat je hem mak
kelijk aan de muur kunt hangen. De kin
deren kunnen zich bijna moeiteloos er aan
optrekken en zo proberen de verschillende
jasjes met gevarieerde sluitingen open te
maken."
Elk jasje is voorzien van zakjes. In die
zakjes zitten snoepjes, opblaasbare speeltjes,
armbandjes en meer van dat friemelgoed.
De clown heeft onder zijn kin een heuse
strik, gemaakt van een japon van prinses
Beatrix en draagt veterschoentjes. Voetjes
met echte teentjes en kousjes voorzien van
een gekleurd hiel- en teenstukje.
Marianne: „Als ze de clown helemaal
hebben uitgekleed, verschijnt er een knop.
Een draai eraan en een muziekdoosje begint
te spelen." Ze demonstreert het. ,,Ik heb
deze clown net als al mijn speelgoed zo
in elkaar gezet, dat de ergste rukhanden
hem niet kapot kunnen krijgen. Je mag al
mijn speelgoed hebben, als je het kapot
kan krijgen. Het enige wat mijn poppen
kunnen doen is slijten."
Marianne heeft van haar ontwerpen een
handzame brochure samengesteld. Het
wachten is nog op een uitgever. Veel van
haar ontwerpen heeft zij echter al uitvoerig
beschreven in tijdschriften als BOSK (bond
voor motorisch gehandicapten) en in „Taak
en Zorgenkind". Zij werd overspoeld met
reakties van ouders en deskundigen uit de
medische sector. Zij schreven haar hoezeer
haar werk nodig was. „Prachtig, zei een
moeder tegen me, zo mooi als u die poppen
maakt. Maar mijn kind heeft geen handen.
En daar sta je dan met je goeie gedrag.
Toen ben ik weer gaan piekeren. Sommige
mensen denken wel eens, dat ik een auto
maat heb, waar de ideeën zo uit komen,
maar dat is natuurlijk niet zo," zegt Ma
rianne.
Creatie.
Marianne's meelevendheid en vooral haar
inleving in deze aparte kinderwereld zorgde
ervoor dat er ook ditmaal weer een prachtig
schepseltje ontstond. Konijntjes op sokjes,
met belletje en oortjes. De gezichtjes zitten
aan weerskanten, zodat de kinderen behalve
zichzelf er ook andere kinderen mee kunnen
amuseren; poppenkast ermee kunnen spelen.
Marianne ontwierp nog zoveel meer. Voor
polio-patientjes een soort rijdende fauteuil
De poppenmoeder met een troetelaapje.
in de vorm van een schildpad, waarmee
ze zich kunnen verplaatsen. Voor melaatse
en lepra-kinderen vogeltjes, waarmee ze na
transplantatie hun duim en wijsvinger kun
nen oefenen. Ook ontwierp zij een aap,
die met een tuigje boven een bed gehangen
kan worden en waarmee de kinderen ook
kunnen lopen. De armpjes en beentjes zijn
zo ontwikkeld, dat ze om het middeltje
en het nekje van een kind geslagen kunnen
worden.
Marianne: „Alles wat je voor kinderen
maakt, moet vol liefde zijn, zacht aan
voelen. Dat is de funktie, die die knuffel-
dingen moeten hebben, gewoon lief zijn.
Daarnaast moeten ze, en dat heb ik hoog
in het vaandel geschreven, vooral veilig
zijn. Door schade en schande leer je wel
hoe belangrijk het is, dat speelgoed bovenal
veilig moet zijn. Daar hamer ik in de cur
sussen die ik aan medewerkers geef, voort
durend op."
Gedreven gaat Marianne voort: „Als een
kind niet wil spelen met bepaald speelgoed,
dan zoek ik net zolang tot ik wat gevonden
heb waar ze zich wel mee kunnen bezig
houden. Van de kinderen zelf kan ik trou
wens veel opsteken. Voor sommige kinderen
moet je poppen van hun eigen kleding
maken. Daar zit hun lucht aan, dat is
vertrouwd voor ze."
In opdracht van een geneesheer-directeur
ontwierp Marianne een schitterend poppen
huis, waarin een mini-familie woont. Het
is een wereld waarin de kinderen zichzelf
kunnen herkennen. De gebruiksvoorwerpen
en ook de meubels erin, ontwierp en
maakte ze zelf. Het speciale eraan is, dat
de twee verdiepingen van het poppenhuis
eruit geschoven kunnen worden. De kinderen
kunnen op die manier naar hartelust op
hun bed of in hun rolstoel ermee spelen.
Het poppenhuis wordt onder anderen be
woond door een opa, die in zijn broek
zakken een rode zakdoek en kleine peper
muntjes heeft. Zelfs de dokter in zijn witte
jas ontbreekt niet. „Als de kinderen de
witte jas van de dokter uit doen, dan blijkt
hij ineens een gewone oom te zijn met,
kijk, snoepjes in zijn zak. Het merkwaardige
is, dat de kinderen in de centra, de dokter
de hele dag in bed stoppen."
Adoptie.
Het poppenhuis is een zeer ideeënrijke
schepping vol leuke vondsten. Het is duide-
18