Fr nuk iscAc stoJuFfjorcn in det( A
o u Jo Meter
Afb. 17.
Van deze vluchtburg. waaraan het dorp
Burgh zijn naam ontleent, is het gehele
Verloop ook nu nog goed te onderkennen.
De gracht die er eens rond lag is gedempt,
maar de oorspronkelijke wal, waarvan al
leen de top werd afgevlakt, rijst nog steil
omhoog. Buiten om de voormalige gracht
liggen thans wegen, terwijl dwars over de
burg een pad ligt dat de Hoge Burg of
het Kerkepad wordt genoemd.
Dijkaanleg.
Vermoedelijk werd het eiland Schouwen,
met uitzondering van een deel van de West
hoek, reeds in de loop van de twaalfde
eeuw bedijkt. Als gevolg van de vele over
stromingen tijdens de Duinkerke perioden,
doorsneden brede getijdestromen het aan
vankelijk onbedijkte land. Ofschoon op
kaarten die de toestand omtrent het jaar
1300 pogen weer te geven, een ringdijk
rond Schouwen staat aangegeven, mag met
vrij grote zekerheid worden aangenomen,
dat de door getijdestromen van elkaar ge
scheiden eilanden afzonderlijk werden be
dijkt. De bestaande stroomgeulen liet men
dus aanvankelijk ongemoeid. Dat vermoeden
wordt versterkt doordat tijdens gepleegd
grondonderzoek midden in het poldergebied
verscheidene dijkrestanten werden gevonden,
zoals uit bijgaande schetstekening duidelijk
blijkt. Ook de aanwezigheid van welen mid
den in de polder wijst op dijkdoorbraken
ter plaatse in een ver verleden.
Nadat de scheidingsgeulen in de loop
der jaren waren dichtgeslibd, werden de
afzonderlijke eilanden door dijken met el
kaar verbonden. De dijkgedeelten die daar
door hun waterkerende funktie verloren,
werden geslecht. Van de Meeldijk, die van
Burghsluis naar Burgh loopt, wordt ver
ondersteld dat die toen de meest westelijk
gelegen waterkering is geweest.
In 1291 was Schouwen verdeeld in zes
zesdedelen. Met deze indeling beoogde men
een billijke regeling van de dijklasten. Van
de zes delen waren er vijf schotplichtig.
Vermoedelijk waren er toen vijf omdijkte
eilanden. Het meest westelijk gelegen zesde-
deel bestond grotendeels uit duingrond en
was daarom niet schotplichtig.
Stormvloeden en overstromingen.
In 1288 schijnt een stormvloed op Schou
wen nogal wat schade te hebben aangericht.
Toen over het herstel der schade onder de
belanghebbenden onenigheid ontstond, vaar
digde Floris V op 26 februari 1291 een
oorkonde uit waarin werd bepaald, dat in
elk van de 5 schotplichtige zesdedelen één
persoon en in Zuidkerke twee aan
gewezen zouden worden om na te gaan
welke zesdedelen de zwaarste en welke
de lichtste dijklasten te dragen hadden,
teneinde een billijker lastenverdeling tot
stand te brengen.
In 1340 en 1341 verschenen de eerste
berichten over de instelling van dijkgraaf-
schappen, zowel voor de noord- als voor
de zuidzijde van Schouwen. Blijkbaar lag
toen het gehele gebied binnen één ringdijk.
Na de eerste bedijkingen in de twaalfde
eeuw bleef tussen de Meeldjjk en de zo
genaamde Zuidduinen, die toen verder wes
telijk lagen dan tegenwoordig, een wad
vlakte over, doorsneden met kreken, waarop
schorvorming ontstond. Een deel ervan
het Klauskinderen en het Westernieuwland
werd het eerst bedijkt. Vermoedelijk
gebeurde dat omstreeks het begin van de
13de eeuw. De rest van de daar gelegen
buitengronden werd in de loop van de 13de
eeuw bedijkt. Zo ontstonden ten westen
van de Meeldijk de gronden van Burgh en
Westland.
Afb. i>x
Dal E,
e Meter
Uitgewerkte opmetingen. A. Hubregtse. De Frankische nederzettingen in de duinen van
Schouwen. Oudheidkundige mededelingen uit 's Rijksmuseum van Oudheden te Leiden.
Het kerkepad.
De Meeldijk anno 1978.
25