Overgenomen uit: Dr. S. F. Kuipers. Enkele aspecten uit de wordingsgeschiedenis van
Schouwen-Duiveland (Zeeuws Tijdschrift).
Van toen af vormde ook Burgh een zesde-
deel, dat als zodanig een jaarbede opbracht
van 40 mark Hollands. Dat valt althans
op te maken uit de grafelijkheidsrekening
van 1344/1345. In 1344 was de opbrengst
echter vee! lager „omme dat 't zeere ver
mindert es". Vermoedelijk waren er in 1341
ernstige landverliezen. Maar de westhoek
zou nog veel meer van het buitenwater te
verduren krijgen. Zo schijnt in 1421 de St.
Elizabethsvloed veel schade te hebben be
rokkend in de parochies Burgh, Haamstede
en Renesse. Op 7 oktober 1472 overstroomde
er een oppervlakte van 752 gemeten land
bij de dorpen Burgh en Westland. In 1511
was er opnieuw sprake van overstromingen
bij Burgh, terwij! in de jaren vóór 1548
in het Westambacht van Haamstede in to
taal 312 gemeten werden uitgeslagen, dat
wil zeggen aan het water werden prijs
gegeven.
Ook de Allerheiligenvloed in 1570 liet
de westhoek niet ongemoeid. De duinen
bij de Haert braken opnieuw door. Renesse
en Noordwelle kwamen weer onder water
te staan. Bij de haven van Westenschouwen
stonden de duinen op het punt te bezwijken.
Het nabijgelegen Westennieuwland over
stroomde en over de binnendijk vond over
slag van water plaats.
Gelukkig waren er niet uitsluitend land
verliezen. Soms kon nog wel eens wat ver
dronken land herwonnen worden. Zo ver
leenden de Staten van Zeeland op 10 maart
1607 aan de ambachtsheren van Burgh,
Westland en Clauskinderen oktrooi tot be
dijking van het eertijds verdronken Claus
kinderen. Deze herdijking werd in 1624
voltooid en staat aangegeven op het hierbij
afgedrukte fragment van een kaart van Ni-
colaas Visscher.
Gerard Mulert, die in opdracht van Ka-
rel V de schade kwam opnemen die ook
op Schouwen was ontstaan door de beruchte
St. Felixvloed in 1530, konstateerde op
7 december van dat jaar dat in Westen-
schouwen al twee ontstane dijkgaten door
„vingerlingen" waren afgesloten, één aan
de duinkant en één in de richting Burgh-
ambacht. Tussen Burgh en Haamstede wa
ren de duinen aan de zeezijde sterk af
geslagen. Bij de Haert, tussen de duinen
en de zanddijk, was het water naar binnen
gestroomd, waardoor de dijk was doorge
broken. Daardoor waren de dorpen Renesse,
Noordwelle en Eikerzee overstroomd. Het
ontstane dijkgat had een lengte van 18
tot 20 roeden. Besloten werd het gat te
dichten met horden en een stuif dijk.
Ook de stormvloed van 1532 schijnt in
de westhoek nogal wat schade te hebben
veroorzaakt. Dat blijkt althans uit enkele
charters van Karei V. Daarin is zelfs sprake
van de „grote afgrijselijke inundatie van
1532". Ook aan de noordzijde bij de Haert
stroomde het water tijdens vloed door drie
of vier gaten naar binnen. Karei V gaf op
dracht deze gaten te sluiten, de duinen
met helm te beplanten en te voorkomen
dat er vee werd geweid om verdere ver
stuiving tegen te gaan.
Ook deze polder heeft zich echter niet
kunnen handhaven. De zee nam het ten
slotte opnieuw in bezit. Ook het aangren
zende Westernieuwland is verloren gegaan.
De tegenwoordige zeedijk van Burgh en
Westland dateert uit 1727—1747. In 1975
heeft de Rijkswaterstaat het gedeelte tussen
de toekomstige afsluitdam en de Punt aan
gepast. De aangebrachte asfaltkonstruktie
doet kil aan en van het vroeger zo gezellige
punt van samenkomst tussen dijk en duin
bij de streekbewoners algemeen bekend
als „den oek van den dune" gaat geen
enkele charme meer uit. Bij noordwesten
wind weet men er, zoals vroeger wel het
geval was, geen „oppertje" meer te vinden.
Met behoud van de veiligheid en wat meer
gevoel voor de plaats die de Punt sinds
jaar en dag bij velen innam, was hier toch
echt wel een wat zinvollere oplossing mo
gelijk geweest.
In een volgende aflevering zal aandacht
worden besteed aan de geschiedenis van de
dorpen uit de Westhoek, aan de ambachts
heren en hun kastelen en aan de verbin
dingen van de westhoek met de buiten
wereld.
(Wordt vervolgd)
26