Ochtend in
Zeeland (6)
Tekst: Loes van Dalen - Vreugdenhil.
De kleine kring bekenden.
De wereld van kinderen is dichtbevolkt
met volwassenen. Anonieme volwassenen
veelal. Althans, zo was dat in mijn kin
dertijd. Je mocht onbekende bezoekers van
je ouders een net handje komen brengen
en keurig vertellen, hoe je heette, maar
wie zijzelf waren drong meestal niet tot
je door.
Ze behoorden tot wat de relaties werd
genoemd. En ze hadden, afgezien van het
vereiste handje, geen enkele boodschap aan
je. Verder waren er de kennissen; die kende
je wel. Je zag ze in de kerk, ze behoorden
tot de medewerkers van je vader, tot de
kring van je moeder, je moest er wel eens
heen met een boodschap of een briefje en
hun namen kwamen in gezinsgesprekken
vaak voor.
En dan kwam de familie. In ons geval
een heel grote. Met twee ooms Jan en twee
tantes Jo, met minimaal één Jaap en één
Janny in elk van de drie generaties en
met bovendien een aantal ooms en tantes
tussen aanhalingstekens. Dat waren de boe
zemvrienden van je echte ooms en de harts
vriendinnen van je echte tantes. Die familie
kende je heel goed en je begroette de komst
van elk van de leden met groot enthousiasme
Hoe was dat op het kleine Zoutelande?
Het elftal van Houtenburg 1 en 3 kende
weliswaar het hele dorp, maar zijn directe
relaties, zijn kennissen en familieleden wa
ren er toch kleiner in aantal. Ik leerde
er niet zo veel bij name kennen en zelfs
van die weinigen herinner ik me er nog
maar enkelen.
Wannes en Bè.
De belangrijkste kennissen waren Wannes
en Bè Adriaanse. Hij de molenaar van Zou
telande, zij zijn vrouw en de oudere zuster
van mijn vriendinnetje Coba. Ik vond Bè
de mooiste vrouw van het dorp. En ik was
kennelijk niet de enige. Want met haar
Foto's van de schrijfster.
pronte verschijning, haar regelmatige trek
ken en haar weelderig-donkere haar trok ze
ieders aandacht. Ook en vooral die van de
badgasten, die al lang voor mijn tijd Zou
telande hadden ontdekt en het in latere
jaren in steeds grotere golven overspoelden.
Bè kon ten lange leste haar neus niet
meer buiten de deur steken, zonder dat er
een camera op haar werd gericht. En moest
ze eens in Middelburg of Vlissingen zijn,
dan kwam ze tot ontsteltenis en veront
waardiging zichzelf tegen in menige ansicht
kaartenmolen op straat.
Ja, Bè was een mooie en vooral een lieve
vrouw en ik was er wat trots op, dat er
voor Coba en mij regelmatig redenen waren
om bij haar binnen te vallen. Haar kleine
huis onder de molen was een groen-wit
geschilderd, echt Walchers pronkjuweel,
haar tuin fleurig als geen andere, haar
putwater frisser dan waar ook.
Mijn opgetogenheid van bij Bè te zijn
groeide nog als we met haar opgewekte,
altijd wit-bestoven man mee mochten, de
molen in. Er wachtte ons dan geen be
zichtiging, geen moeilijke uitleg over hoe
of wat. geen overzicht van de lange ge
schiedenis van de eeuwenoude molen, niets
van dat alles. Want Wannes, de kinder
vriend, begreep waarschijnlijk opperbest, dat
die machtige molen ook zonder dat alles
wel indruk zou maken op een klein mens.
En bovendien had hij het te druk.
Van binnen leek Wannes' molen veel
groter nog en veel massiever dan van
buiten. Boven in de geheimzinnig duistere
kap kraakten zijn balken vervaarlijk; wat
lager draaiden zijn raderen zwoegend rond:
langzaam, maar gestadig, zoals het behoort;
en beneden maalden voor onze ogen de
zware molenstenen het harde graan tot
zacht, licht meel. En zo gehoorzaamde heel
die grote molen aan de wil van de on
zichtbare wind hoog in zijn wieken en aan
die van de molenaar naast ons op de vloer.
Wannes is nog niet zo heel lang geleden
overleden. Maar de molen draaide door,
geleid door Wannes' broer Co, die zijn leven
lang samen met het molenaarsechtpaar in
de schaduw van die molen had geleefd.
En nu hij stilstaat, kunnen Co en Bè nog
niet van hem scheiden.
Voor mij betekent dat. dat ik in een
steeds veranderend en daardoor steeds ver
der weg rakend Zoutelande in de molen
een vast punt vind, omdat het verleden
mij op zijn erf tegemoet blijft treden.
Ma Clarisse.
De belangrijkste familieleden waren Co
en Ma Jobse en hun dochtertje Sientje.
Ma, de oudste dochter van moeder Louwe-
rien, was al getrouwd en woonde in Sou
burg. Dat was ver weg, zodat het wel even
zou duren voor ik haar en haar gezin zou
leren kennen. Maar op een mooie dag, daar
kwamen ze. Op de fiets, kleine Sien voorop.
Kleine Sien heet nu Ina en is maatschap
pelijk werkster in de Randstad. Een vol
wassen vrouw, die net als ik, haar herin-
Mevrouw E. Vreugendhil bij de rozen aan
de muur van de Gereformeerde Kerk in
Meliskerke.
neringen aan Walcheren graag in een gou
den bandje bindt. Mijn tijdelijke tehuis is
voor haar nog altijd Opoe's huis, met de
appelboom opzij, waar Opoe dan onder zat.
En zo zal het ook op die kennismakingsdag
wel geweest zijn. Want als Co en Ma
kwamen, dan was het meestal een rustdag:
een zaterdagmiddag misschien of een derde
Paas- of Pinksterdag.
Ma, van wie ik al zo veel had gehoord,
bleek lang en slank en daarbij een vrouw,
aan wie alles licht was: haar haar, haar
teint, haar stemPas veel later begreep
ik, dat ze eigenlijk niet helemaal gezond
was. Maar wie begreep dat in die dagen
eigenlijk wel? Want Ma, dat betekende
aktie, en zorg, en belangstelling voor an
deren. Kwam zij met haar gezin op bezoek,
dan was de bakkeete te klein om alle rad
uitgesproken woorden van moeder en doch
ters te omvangen. Ze drongen door het
raam en de deur naar buiten, waar Coba
en ik, spelend met blonde Sientje, de klan
ken ervan opvingen. Wat een drukte midden
in de stilte van het land om ons heen!
Eigenlijk herinner ik me weinig meer van
Ma. Maar natuurlijk wel, dat ook zij in
Walcherse meisjes in klederdracht. Het meisje rechts is Aaltje Jobse, die even in het
verhaal voorkomt.
30