sluit men door dammen, waarin sluizen zitten, van de zee af. De turbines zet men in de dam die de twee bassins scheidt. In figuur 2 is schematisch aangegeven hoe de elektriciteitsproduktie dan verloopt. Het is duidelijk, dat de aanleg van twee bassins heel wat meer waterbouwkundige inspanning vraagt dan wanneer men het eenvoudig wil houden. In figuur 3 zijn de verschillende uitvoe ringsvormen van getijdencentrales weerge geven. Pieklast. Welke centrale men kiest hangt af van de vraag naar elektriciteit in het gebied waar de centrale staat. Als daar een piek last aan elektrisch vermogen bestaat op de uren waarop de centrale zijn maximale capaciteit kan leveren (dus rondom het mid daguur en rond middernacht), dan is ge- tijdenenergie veel aantrekkelijker dan wan neer de elektrische belasting over de ge hele dag genomen, tamelijk gelijk is. Nu is het de rauwe werkelijkheid die wil, dat de meeste mensen zowel tussen de middag als 's nachts thuis zijn, zodat de getijdencen- trale die aan zon- en maanstand ge hoorzaamt en niet aan onze werkdagindeling principieel al onrendabel is. Fabrieken die hun produktie zouden kunnen afstemmen op de stand van zon en maand (want dat is de drijvende kracht achter de getijden- centrale) zijn er niet, en als zij er zijn, dan moet men ze nog bereid vinden om ongeveer het twintigvoudige van hun hui dige energietarieven te betalen. Bij een ander regiem van de waterbewe gingen in een getijdencentrale, ken men con tinu een klein elektrisch vermogen winnen, 's Nachts heeft men dit vermogen econo misch gezien niet nodig. Overdag zal het, per kiloWattuur, veel te duur zijn. Men moet namelijk de bouwkosten van de centrale in de elektriciteitsprijzen ver rekenen. Ook als men de meest onwaar schijnlijk lange afschrijvingstijden aanneemt, alsmede een zeer hoog beschikbaarheids percentage en een maximale bedrijfstijd, dan nog kost de elektriciteit uit een ge tijdencentrale voor de kleinverbruiker een faktor tien duurder dan de gewone elek triciteit. Rekenen. Dat is erg spijtig. Een getijdencentrale heeft geen last van dwarsliggende oliesjeiks, opspelende ayatolla's en aktiegroepen. Zij zijn namelijk milieuvriendelijk. Of er in de Oosterschelde daarom zonder meer met de bouw van zo'n centrale kan worden be gonnen gesteld dat de economische haal baarheid er was staat echter nog te bezien. Kaplanturbines en diafragma-achtige slui zen, die zouden kunnen worden opgenomen in de Oosterscheldedam, vormen een kunst matige belemmering voor het doorstromen van eb- en vloedwater. Zij dempen het getij en vertragen het bovendien. Dat is een nare complicatie, waaraan men (misschien) alleen iets zou kunnen doen, door een geweldig aantal doorlaatopeningen met turbines in de dam te bouwen. Hoe vitaal de getijbewegingen voor de schelpdierencultuur in Yerseke is, weet een ieder die zich voor Zeeland interesseert. Welnu: als men ter hoogte van Yerseke een getijverschil van 1.85 m wenst, dan is er in het mondingsgebied van de Oosterschelde een centrale van 144.000 kiloWatt mogelijk. Bij een getijverschil bij Yerseke van 2.60 m daalt het vermogen dat in de monding gewonnen kan worden tot 96.000 kiloWatt. Dit zijn kleine vermogens. De opbrengst in kilowatturen welke een centrale kan halen, bepaalt uiteraard de prijs die de klant voor zijn kilowatturen moet betalen. Maar ook de bouw- en per soneelskosten werken op de kWh-prijs in. Bij een getijdencentrale in de Ooster schelde is het een kwestie van toerekenen van kosten, om erachter te komen wat de kostprijs van de daar opgewekte kilowatt uren moet worden. Men kan bijvoorbeeld menen dat alle bouwkundige werken tot het chapiter „voor zieningen in het kader van de deltawet" moeten worden gerekend. De kosten daar van worden in dat geval toegespeeld aan de Nederlandse belastingbetalers. De Zeeuw se elektriciteitsverbruiker vinden in dat geval in hun kWh-tarieven alleen de „elektrische" kosten van de centrale terug. Als men alle bouwkundige toestanden die bij een getijdencentrale horen (de aan leg van de opslagbassins, dammen, sluizen, e.d.) aan de elektriciteitsverbruikers door berekent. dan wordt de kWh-prijs, zoals wij al opmerkten, tienmaal zo hoog als thans. Bij de voor de PZEM gunstige kos tenopzet, resulteert er nog altijd een prijs, die viermaal zo hoog als de huidige is. Optimistisch. Er zijn afzonderlijke studies naar de haal baarheid van een Oosterscheldecentrale in gesteld. De PZEM en de deltadienst van Rijkswaterstaat hebben er beide veel tijd, geld en mankracht in gestoken. Opvallend daarbij was, dat men geprobeerd heeft om het probleem van de energiewinning in een getijdenrivier, zo optimistisch mogelijk te benaderen. Vooral rijkswaterstaat heeft dat gedaan, ofschoon haar ingenieurs er niet om zaten te springen om de Oosterschelde- werken nog ingewikkelder te maken dan zij nu al zijn. Enkele aannames laten wij hier volgen: een gemiddeld getijverschil bij Yerseke van 2.30 m kan gehandhaafd worden; een technische levensduur van 50 jaar voor de centrale is mogelijk (normaal is 30 jaar); technisch kan een afsluitbare storm vloedkering met een getijdencentrale worden gecombineerd (hoewel het nog nergens ter wereld is vertoond); de kapitaalrenten zijn lager dan nor maal, waardoor de afschrijvingen gunstig zijn; de kunstwerken zullen geen fatale in vloed op b.v. de schelpdierencultuur en de passage van vissen e.d. door de damope- ningen hebben (m.a.w. de Kaplanturbines zullen de voorbijzwemmende vissen niet vermalen). De lezer beoordele het rijtje aannames zelf op hun waarschijnlijkheid. Waarschijn lijk is hij het daarna met de schrijver eens, dat een getijdencentrale in de Oosterschelde een onhaalbare zaak is. Het is trouwens mosterd na de maaltijd, want wie in dit stadium van uitvoering der deltawerken nog een fundamentele wijziging van het moeilijkste projekt voorstelt, moet wel enigszins naief zijn. om eens zacht uit te drukken! De Oosterscheldedam in vogelvlucht. De gearceerde gedeelten zijn in principe bruikbaar voor plaatsing van turbines van een getijdencentrale. 13

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1979 | | pagina 13