Geen eiland, maar toch
„Elke keer als er een Zeeuwse platbodem wegvaart,
vertrekt er ook iets uit mezelf
Scheepsbouwer Remy Verras van „Moed en Trouw" in Walsoorden':
Tekst: S. Z.
In wat sommigen noemen „onze derde
leeftijd" zijn we gaan wonen op een Zeeuws
eiland, dat geen eiland meer is. Door
dammen, dijken, polders, bruggen en snel
wegen is het verbonden met andere eilanden.
Er zijn hier meer zulke eilanden, klein
genoeg om ze rond te fietsen op één dag,
groot genoeg om ze in enkele jaren te leren
kennen: de stad met haar 17de eeuws cen
trum, de stille stadjes en dorpen die alle
hun eigen kerken, winkeltjes, woninkjes,
dromerige bloemen- en groentetuintjes
hebben.
We zijn nu eenmaal dol op eilanden;
we kennen Ierland (te groot en te nat),
Capri (te klein, te duur), Sjöland met Ko
penhagen (Deens is onverstaanbaar), Rhodos
(te ver), Corsica (te wild). We zijn „neso-
maan": in het Grieks is „nesos" eiland
en „mania" waanzin.
Het spreekt vanzelf dat ons werd ge
vraagd: hoe kom je nou uit Oostbrabant
in een uithoek van Zeeland te wonen?
Wel, tien jaar geleden lagen we met onze
motorkruiser in een jachthaven aan het
Veerse Meer, drie vakantieweken. De zilte
lucht, het felle zonlicht, de bolle wind, de
eeuwig wisselende zee, de wijde wandel-
stranden. de blonde duinen; ze boeiden ons
bovenmate. Tien minuten fietsen van het
strand stond een huisje te koop, en we
hapten toe. Datzelfde jaar verkochten we
de motorkruiser en schaften een veel klei
nere zeilboot aan, Zeeland is zeilland!
Volgens sommigen is er in tien jaar veel
veranderd in Zeeland; volgens ons niet of
nauwelijks.
Het licht is er anders dan in het bin
nenland: witter, harder en sterker, ook als
de zon verstek laat gaan.
De wind voorziet de golven van zee en
meer met sneeuwwitte kuiven en laat ze
roffelend of bulderend vallen op het natte
zand.
De stranden zijn uitnodigend in de zomer
en uitdagend in de winter om er te gaan
lopen, met een oog naar de horizon gericht.
Eb en vloed, doodtij en springvloed hou
den hun eigen maan-schema aan, en laten
zich door niets of niemand beinvloeden.
Dikwijls komt in de middag de zeewind
door, waarmee het zo goed zeilen en zo
moeizaam fietsen is.
De duinen bieden sublieme heuvelwan
delingen met enerzijds blauw of grijs uit
zicht over de zee, anderzijds over keurig
bewerkt polderland met hier en daar een
torenspits of molen.
Er zijn stille landwegen met hun wind-
bescherming door dichte hagen en bomen
rijen; ze hebben hun eigen verkeer, trac
toren met aanhangsels en in de zomer wat
toerrijders.
Er zijn grote boerderijen met hun tulpen-,
rozen- en dahliatuintjes bij het woonhuis
en daarnaast een enorme zwartgeteerde
schuur met witte omlijsting en bleekrode
daken.
We hebben iets leren begrijpen van het
Zeeuwse dialect, een taal die gegrond is
in de klei en de dorpen. We hebben de
dorpsmensen leren kennen die praten over
hun agrarisch werk, hun vee, hun kennis
van het weer, hun ervaringen, principes
en belangstelling voor de dorpsgemeenschap
die hechter in elkaar zit dan elders.
Om twaalf uur en om zes uur is er nie
mand op straat, iedereen zit te eten. Daar
na spelen de kinderen op straat en houden
de dorpsmensen hun tuintje bij, ze laten
de hond uit. Donderdags gaan velen naar
de markt, zaterdags voetbalt de jeugd,
de zondag is er nog een dag van rust
en gebed.
Men vindt in de dorpen nog mensen,
die zich niet laten meeslepen door nieuws
en geharrewar over kapingen, gijzelingen,
oorlogen, terrorisme en vete's zoals dat
te kust en te keur wordt uitgezonden. Ze
kijken er overheen en interesseren zich voor
andere zaken: hun grond, hun oogsten, hun
dieren, hun welzijn, het weer, de planten
en de vogels. Ze zijn niet opgehitst of
overijverig, maar vertroostend kalm. Ze
wonen heel dicht bij de natuur van hun
eiland.
We hadden een paar dagen enkele Fran
sen hier als invités en die zeiden: en Zé-
lande on trouve une cure de désintoxication!
In Zeeland krijgt men een kuur die het
gif verwijdert. Toevallig kregen we van
onze goede boerenkennissen een paar flessen
biest: we maakten er pannekoeken van,
en zo iets heerlijks hadden ze nog nooit
gegeten!
Soms zijn we elders, en niet op ons
eiland. Op verloren ogenblikken denken
we meer dan ooit aan ons liefelijke stille
Walcheren, aan de winterse stormnachten,
aan de tureluurs, wulpen, kluten, plevieren
en scholeksters die komen en gaan, en aan
de stille dagen buiten het top-seizoen in
die zuidwesthoek van Nederland waar het
zo machtig goed en gezond leven is!
Dat zijn onze ervaringen. Laat iemand
die geheel andere indrukken heeft, er ook
eens over schrijven, in dit blad!
Tekst: Oona Maartense - Glaser.
De scheepswerf „Moed en Trouw" wordt
in 1865 in Paal door Pieter Verras gesticht.
Ruim een eeuw later moet de werf in ver
band met dijkverzwaring worden onteigend.
Plannen voor een nieuwe scheepswerf strui
kelen mede over het bedrag van 1,2 miljoen
harde guldens, die nodig zijn voor de bouw.
Het geslacht Verras blijkt echter een vol
hardend soort te zijn. De liefde voor het
bouwen van Zeeuwse platbodems blijft door
het bloed stromen.
En daarom vinden we nu de achterklein
zoon van Pieter, Remy Theophile Verras,
ingegeven vanwege het getroffen zijn door
dit type vissersboot, waarbij levendige jeugd-
met een werf terug in Walsoorden. Daar
bouwt Remy, op een steenworp afstand van
de Westerschelde, in drie werkplaatsen we
derom „zijn" Zeeuwse platbodems. Niet
van hout zoals vroeger, maar van staal.
Gelijk zijn vader Petrus („Piet"), grootvader
Johannes („Jan") en overgrootvader Pieter
hun schepen puur intuïtief op stapel zetten,
zo ontwerpt en construeert ook deze telg
uit het geslacht Verras zijn schepen uit
praktisch gevoel. Een gevoel, dat hem is
Foto's: Joop Uijtdewilligen.
herinneringen hem parten spelen. Scheeps-
types waar Remy onder meer zijn hart aan
verpand heeft, zijn: de Hoogaars, de Lem
mer-Hengst, Hengst en de Philippiner
Schouw.
Eerste platbodems.
Lurkend aan zijn pijp, waarmee hij het
oeroude literaire beeld van de zeeman op
roept, vertelt Remy: „Voordat de werf ont
eigend werd, heb ik nog drie Zeeuwse plat
bodems van staal gebouwd; Hoogaarzen.
Dat kwam zo. Ik heb er altijd al veel
15