16 jaar, van 1962 tot 1978, een toename van het aantal bezoekende vaartuigen met ongeveer 660°/o. De animo voor vaste ligplaatsen is al net zo groot. Het aantal ligplaatsen bedraagt nu ongeveer 3.500. Om aan de vraag naar ligplaatsen te voldoen zou dit aantal mis schien wel verdubbeld moeten worden. De titel van dit artikel gaat maar al te zeer op voor het Veerse Meer. De vraag naar ligplaatsen, is groot, wordt nog steeds groter, terwijl er nagenoeg geen nieuwe ligplaatsen bijkomen. Tot in het begin van de zeventiger jaren was er nog wel aan een ligplaats te komen. In het begin van de ontwikkeling van het Veerse Meer kostte het de beheer ders van het Veerse Meer soms zelfs moeite om de ligplaatsen te verhuren. Het is geen wonder, dat in die beginjaren veel ligplaat sen aan Belgen en zij her in wat mindere mate aan Duitsers zijn verhuurd. Onze zuider- en oosterburen, gewend om grote afstanden te moeten afleggen om wa tersport te kunnen beoefenen, trokken in tegenstelling tot hun Nederlandse mede watersporters uit de Randstad of uit Brabant niet hun neus op voor een veraf gelegen gebied als het Veerse Meer. Toen echter de Hollands-Utrechtse plassen en het ri vierengebied volraakten, werden nieuwe wa tersportgebieden gezocht: het Veerse Meer raakte „uitverkocht". Uitbreiding van het aantal ligplaatsen lijkt de meest voor de hand liggende op lossing. Een te groot aantal ligplaatsen zou echter betekenen, dat de kip met de gouden eieren wordt geslacht; bij een te groot aan tal boten is het niet meer prettig varen. Bovendien neemt het aantal per trailer aan gevoerde boten sterk toe en is de toename van het aantal zeilplanken op het Veerse Meer enorm. Een zeilplank heeft evenals de meeste trqilerboten maar geringe afme tingen, maar evenals een groot jacht nemen zij vaarruimte in beslag waarmee de plan nenmakers rekening moeten houden bij het bepalen van het toelaatbaar aantal vaste ligplaatsen aan het Veerse Meer. Om de huidige druk op het gebied te kunnen vaststellen zijn er in de twee voor bije zomerseizoenen luchtfoto's gemaakt en zijn er tellingen en enquêtes gehouden. De in 1979 gehouden tellingen lieten zien, dat er gedurende drie weekends in het hoog seizoen gemiddeld slechts 20% van de boten in jachthavens 's middags was uitgevaren: één op de vijf schepen was uitgevaren, vier van de vijf schepen bleven binnen! Plannenmakers kunnen op grond van deze gegevens op twee volkomen verschil lende manieren reageren: „watersporters hebben kennelijk geen behoefte om te varen, waarom dan nog meer (dure) jachthavens aanleggen?" of „watersporters varen toch bijna niet uit; bij de aanleg van meer lig plaatsen zal de druk op het vaarwater nauwelijks toenemen." Een levensgroot di lemma: dat de goden de plannenmakers en beleidsbepalende politici wijsheid mogen schenken! Vóór de Tweede Wereldoorlog waren er eenvoudigweg geen jachthavens in het ge bied dat nu bekend is als het Veerse Meer gebied. In het Veerse Gat en de Zandkreek hadden eb en vloed nog vrij spel, evenals de watersporter van toen, die het vaak met zelf in elkaar geknutselde bootjes of ver bouwde sloepen moest doen. Uit de verhalen over dit tijd, die door de heer A. M. Leer uit Vlissingen. watersporter van het eerste uur, zo smakelijk worden verteld, valt op te maken, dat watersporters van vóór de oorlog nog echt voeren. Vanuit Vlissingen werd in het weekend dat toen nog pas op zaterdag omstreeks het middaguur begon met kano's en oude verbouwde sloepen naar Veere gevaren. Op de kajuitschepen werd dan na een middag varen overnacht achter de sluis, waar ook de „echte" bezoekende jachten afmeerden, voorzover deze geen lig plaats verkozen in de toen nog als vissers haven gebruikte stadshaven van Veere.. Veere werd toen al bezocht door Belgische en Engelse jachten. In de crisistijd werd door Walcherse wa tersporters een watersportvereniging opge richt; met vereende krachten werd een club huis gebouwd. Het gebouwtje staat er nu nog, gelegen aan de haven, naast het res taurant ,,d' Ouwe Werf". De naam spreekt boekdelen: „De Twistappel"; de vereniging heeft het niet overleefd, het oude clubge bouwtje wel. Het staat er nog steeds, maar nu gebruikt als onderkomen voor recreanten. De Oosterschelde en aangrenzende wate ren waren tot voor kort, tot aan de af sluiting van Haringvliet en Grevelingen, voorbehouden aan zeilers en motorboot- vaarders die over een redelijk zeewaardige boot en de nodige kennis van navigatie be schikten. De trek naar Zeeland bleef zeker vergeleken met de huidige aantallen beperkt. Na afsluiting van Haringvliet en Grevelingen werd de situatie geheel anders. In het noordelijk deel van de Delta, ten noorden van de Volkerakdam is de stroom vrijwel te verwaarlozen, terwijl de Greve- lingendam van de Krammer een minder on herbergzaam water maakte dan het voor heen was. Een steeds toenemend aantal pleziervaar- ders waagden dan ook de trip naar de open Oosterschelde en de afgesloten Greve lingen. Het gereedkomen van de aparte jachtensluis in het Volkerakcomplex, in 1972. waardoor beroeps- en pleziervaart bij het schutten gescheiden werden, vormde een extra stimulans voor vele pleziervaar- ders om eens richting Zeeland te varen. Het aantal geschutte jachten in de Volkerak- sluis spreekt boekdelen, in 1968: 5.200, in 1977: 26.500. Voor bezoekende jachten in het Ooster- scheldegebied schijnt Zierikzee als aanloop haven een „must' te zijn. Begrijpelijk overi gens; na de vrij lange oversteek van de Volkeraksluizen naar Zierikzee is het aan het Luitje, op loopafstand van de sfeervolle binnenstad, goed toeven. Dat velen er zo over denken wordt wel bewezen door de grote aantallen passanten (in 1978 ongeveer 15.500), in het hoogseizoen soms tot 10 rijen dik „geparkeerd". Naast Zierikzee kunnen jachten in het Oosterscheldegebied terecht in Sint Anna- land, Stavenisse, Tholen, Yerseke, Wemel- dinge, Colijnsplaat en een aantal kleinere, maar daarom niet minder gezellige haven tjes zoals Roelshoek, Rattekaai, Burghsluis, Strijenham en het haventje van Flaauwers. We zouden niet volledig zijn, wanneer de haven van Goes niet wordt genoemd. De haven ligt weliswaar niet direkt aan de Oosterschelde. maar is wel op dit water georiënteerd In de haven van Kats zijn weliswaar voorzieningen voor de watersport, maar deze haven is voorbehouden aan booteigenaren die daar hun thuishaven hebben. Een groot een beetje onvriendelijk aandoend, bord bij de ingang van de haven laat duidelijk merken, dat deze haven voor passanten taboe is. Jarenlang is er heftig gediscussieerd over het al dan niet openhouden van de Ooster schelde tot in 1976 het besluit werd ge nomen om de getijbeweging in het Ooster- scheldebekken zij het ten dele te handhaven door de aanleg van een storm vloedkering. Het resultaat was een eenstem mig gejuich van natuurbeschermers, beroeps vissers en watersporters. Een half-open Oosterschelde zou immers het voortbestaan garanderen van de waardevolle zoutwater flora en -fauna en van de visserij-mogelijk heden, terwijl er voor de watersport de mogelijkheid zou blijven om op stromend water te varen. Voor de watersport zijn de toekomstpers pectieven echter minder rooskleurig dan zij er op het eerste gezicht uitzagen. Het ziet er naar uit, dat de natuurbelangen in het Oosterscheldegebied dusdanig zullen preva leren, dat andere belangen en zeker de watersport daaraan ondergeschikt zullen zijn. Weliswaar worden in de Nota „Ver kenningen inzake de ontwikkelingen in het Oosterscheldegebied", samengesteld door een ambtelijke werkgroep, enkele beleids- en 15

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1979 | | pagina 15