inrichtingsalternatieven genoemd met rede lijke ontwikkelingsmogelijkheden voor de watersport, maar uitgaande van de hoofd doelstelling zoals die in de nota wordt genoemd „behoud en mogelijke verster king van de aanwezige natuurwaarden" mag worden verwacht, dat de ontwikke lingsmogelijkheden voor de watersport be perkt zullen blijven. Het lijkt aannemelijk, dat gekozen zal worden voor een beleids alternatief dat de mogelijkheid biedt om tot het jaar 1985 maximaal 1.500 nieuwe ligplaatsen aan de Oosterschelde te reali seren. Op het eerste gezicht lijkt dit heel wat: 1.500 nieuwe ligplaatsen, maar wan neer dit aantal wordt gezet tegenover de vraag naar ligplaatsen, is het maar een druppel op een gloeiende plaat. Gelukkig hebben de samenstellers van de Verkennin gennota voor de Oosterschelde zich de vraag gesteld hoe groot die vraag naar ligplaatsen nu eigenlijk wel is. Men kwam daarbij tot een vraag naar ongeveer 7.000 nieuwe lig plaatsen tot het jaar 1992. In dit licht is de titel van dit artikel misschien wel aan duizenden ligplaatsen in de toekomst. Het gevaar van dit grote tekort is, dat het grote verschil tussen vraag en aanbod tot gevolg heeft, dat de prijzen voor ligplaatsen in de toekomst fors kunnen stijgen. Het gevolg hiervan zal dan zijn, dat dan alleen de meer welgestelden van de watersport zullen kunnen genieten, waarmee de klok zou worden teruggezet; de pleziervaart zou weer een elitaire sport worden. Het voorzichtig beleid dat de overheid voorstaat wat betreft de groei van het aan tal ligplaatsen aan de Oosterschelde staat er echter borg voor, dat er in de nabije toekomst geen niet-omkeerde processen op gang komen waarvan men later spijt krijgt. Er zijn in ons kleine, volle, maar op vele plaatsen nog zo mooie land al zoveel voor beelden te geven van uit de hand gelopen ontwikkelingen welke niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden. Het is heel gemak kelijk om later „groen licht te geven" voor de aanleg van nieuwe jachthavens wanneer zou blijken, dat het Oosterscheldegebied een verdergaande recreatieve ontwikkeling ver draagt. Het opheffen van jachthavens in het geval dat de druk op het gebied te groot blijkt, moet echter als een illusie wor den beschouwd. Voorlopig zal het dan ook waarschijnlijk blijven bij een uitbreiding van het ligplaatsenbestand met 1.500 ligplaatsen, welke onder meer plaats vinden in Co- lijnsplaat en mogelijk in Zierikzee, waar het passantenprobleem uitbreiding van het aan tal ligplaatsen bijna tot een noodzaak maakt. De druk op de Oosterschelde is groot, de mogelijkheden voor uitbreiding zijn het zij nog een keer gezegd: voorlopig beperkt. Het gevaar van „wildgroei", het onbeheerd achterlaten van boten op daar voor niet bestemde plaatsen zoals op schor ren en slikken, is niet denkbeeldig, het komt op vele plaatsen al voor, met alle kwalijke neveneffekten voor het natuurlijk milieu vandien De op deze wijze aan buitendijkse natuurgebieden toegebrachte schade zou wel eens groter kunnen zijn dan de schade welke door (meer) water sporters zou worden toegebracht aan de natuur bij de aanleg van meer jachthavens. Bovendien zijn de meeste watersporters nogal milieubewust, zij geven er de voor keur aan om te varen in een ongeschonden gebied. Zoveel hoofden zoveel zinnen. Natuur, visserij en recreatie leggen alle een claim op de Oosterschelde. Er zal veel kennis, wijsheid en goede wil! nodig zijn om een voor alle partijen aanvaardbaar compromis te vinden. In de loop van dit artikel zijn we er al „voorbijgevaren", komend van de Volkerak- sluizen, gaande in zuidelijke richting: Brui- nisse. Wanneer er van deze plaats in een VVV-foldertje gezegd zou worden „toegangs poort tot de Grevelingen" zou dit geen woord teveel zijn. De sluis bij Bruinisse is de enige toegang over water tot de Greve lingen, waar ongeveer 11.000 ha vaarwater uitnodigend ligt te wachten. De sluiswach ters in Bruinisse hebben dat in 1978 dan ook wel geweten; niet minder dan 31.827 jachten passeerden in dat jaar de sluis. Twee jaar daarvoor werden er 24.048 boten geschut, twee jaar daarvoor (in 1974) 11.401 en nog eens twee jaar daarvoor, in 1972. 5.741 jachten; zonder meer een spectaculaire groei. Is de varensman een maal de Bruinisser sluis gepasseerd, dan wacht hem een nog vrijwel „woest en ledig" uitgestrekt gebied met platen en eilanden. Het karakter van een zeearm heeft de Grevelingen nog niet verloren, alleen de zeedeining ontbreekt, die echter vaak wordt gecompenseerd door de golfslag bij veel wind. Voor velen een wat desolaat gebied, met zijn rechte dijken, weinige havens en betrekkelijk weinig schepen. Voor een andere juist om die reden een uitgelezen vaar- gebied. Ondanks de ongeveer 2.200 vaste lig plaatsen bijna alle op Zeeuws gebied en de enkele tienduizenden bezoekende bo ten per jaar is het er bepaald niet druk. Misschien is het nabij de jachthavens in Bruinisse, Scharendijke en Brouwershaven wat drukker dan op de rest van het vaar water. Brouwershaven heeft een lange maritieme traditie, niet alleen als vertrekpunt voor zeilreizen in vroeger eeuwen naar Oost- Indië, maar ook in een recenter ver leden als aanloophaven voor jachtschip- pers die enkele tientallen jaren geleden, op een wat minder comfortabele manier dan nu, maar waarschijnlijk niet met minder genoegen, de toen nog „levende" Deltawa teren bevoeren. De tijd van pionieren is nu echter voorgoed voorbij; er is ten be hoeve van de pleziervaarders zelfs een spe ciale bebakening aangebracht ter aanvulling van de „echte" bebakening voor de be roepsvaart. Natuurlijk vraagt een zo groot water als de Grevelingen gewoon om meer water sportvoorzieningen, met name om meer jachthavens. Onder meer om ongewenste ontwikkelingen te voorkomen en om het beleid van de verschillende gemeenten in het gebied en het beleid van de provincies Zeeland en Zuid-Holland op elkaar af te stemmen, is er voor het gehele Grevelingen- bekken een inrichtingsschets gemaakt waar in naast de ideëen met betrekking tot de natuurfunktie van het gebied de mogelijk heden voor de recreatie zijn weergegeven. Inmiddels is in 1975 een nieuwe inrich tingsschets verschenen, welke door de rege ring als uitgangspunt voor het te voeren beleid in het gebied is aanvaard. Dit houdt in, dat er tot 1985 ongeveer 3.300 lig plaatsen in jachthavens mogen worden ge realiseerd. Wanneer we het voorgaande in beschou wing nemen, ziet het ernaar uit, dat Zee land niet volledig aan de vraag naar lig plaatsen in deze provincie kan voldoen, in ieder geval niet waar het vaste ligplaatsen betreft. De Westerschelde verdraagt geen toename van de pleziervaart in verband met de drukke zeescheepvaart. Het Veerse Meer is al aardig vol. De Oosterschelde wordt (half)open gehouden terwille van behoud van natuur- en visserijfunkties, waaraan door de recreatie geen afbreuk mag worden gedaan. Ook in de Grevelingen dient het aantal ligplaatsen beperkt te blijven met het oog op de daar te behouden natuur- funkties. Al met al een teleurstellend beeld voor de watersporter (in spé) die naar een vaste ligplaats zoekt. Toch is het voorzichtige beleid ten aanzien van uitbreiding van het aantal vaste ligplaatsen beslist niet van wijsheid ontbloot. Indien mocht blijken, dat een gebied nog wel wat meer watersport kan verdragen, dan is het bij medewerking van de daarbij betrokken instanties een klein kunstje om op korte termijn een jachthaven aan te leggen. Maar wat, indien blijkt, dat de watersport-druk in een be paald gebied overschreden is? Een weg terug afbreken van een of meer jachthavens zal vrijwel onmogelijk zijn. Voor passanten is er in de Zeeuwse wa teren nog ruimte genoeg, al zal het niet eenvoudig zijn om voor de nog steeds groeiende stroom van bezoekende plezier vaarders alleen al in 1978 een groei van 13% ten opzichte van 1977 vol doende passantenplaatsen aan te leggen. Misschien biedt vergroting van de mogelijk heden om in Zeeland een boot te huren voor velen een oplossing. Vast staat, dat Zeeland zeker in ver gelijking met vele andere watersportgebieden in Nederland nog steeds een paradijs is voor de watersport; laat het dat blijven! Jachten in Zeeland. 16

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1979 | | pagina 16