De geschiedenis van Schouwens westhoek in vogelvlucht Slot Tekst: J. P. van den Broecke. De duinen vroeger. Onder de tegenwoordige jonge duinen van de Westhoek ligt nog een gedeelte van het vroegere schoorwallenkomplex ver borgen. Het strekte zich lang geleden veel verder zeewaarts uit, maar door het stijgen van de waterspiegel werd het in de loop van de tijd van lieverlee weggeslagen. Wat er van het oude duinlandschap overbleef, werd door wind en water sterk afgevlakt. Omstreeks het begin van de jaartelling ont stonden er doorbraken en drong het zee water het achtergelegen veengebied binnen. Het laatste restant van de oude duinen werd naderhand weer grotendeels over- stoven door de toen gevormde jonge duinen. Dat jonge duinlandschap ontstond echter eerst in de middeleeuwen. Het breidde zich geleidelijk uit van het westen naar het oosten. De volledige bedekking van het oude door het jonge zeezand voltrok zich in de na-middeleeuwse tijd. Zo bleek uit een veldboek van de polder Westeren Ban, dat sedert 1667 een oppervlakte van 338 gemeten en 100 roeden door het zand was overstoven. De jonge duinafzettingen liggen nu zowel op de oude duin- en strand- zanden, als op het Hollandveen, terwijl ze in het oostelijk duingebied zelfs een deel van de kleiafzettingen hebben bedekt. Bij tijd en wijle komt in uitgestoven duinvalleien of tijdens afslag aan de strand zijde het in de ondergrond aanwezige oude duinzand nog wel eens aan de oppervlakte. We mogen er van uitgaan, dat de duinen van de Westhoek eens deel hebben uit gemaakt van het domeinbezit der Fran kische koningen. De graaf van Holland kreeg het gebied al vroeg in leen. Na de karolingische tijd is hij zich waarschijnlijk zonder meer als eigenaar gaan gedragen. Op zijn beurt gaf hij er weer gedeelten van in leen aan de ambachtsheren van Welland, Renesse, Haamstede en Westen- schouwen. Tenslotte ontwikkelde de eigen domstoestand zich zodanig, dat het over grote deel van het gebied weliswaar gra felijk eigendom bleef, maar dan met uit zondering van het Zeepe dat eigendom was Foto's: van de schrijver. geworden van de heren van Haamstede en van de Zuidduinen tussen Toledo's gat en de Punt, die tot het bezit van de heerlijk heid Westenschouwen behoorden. Het meest oostelijk gelegen deel van het duingebied de zogenaamde Haert was eigendom van de heren van Welland. Nog altijd staat op de grens van net Zeepe en het domaniale duingebied een hardstenen paal, waarin aan de oostelijke kant de letter H en aan de westelijke kant de letter G staan gebeiteld. Met de letter H zal heerlijkheid zijn bedoeld, terwijl de letter G betrekking zal hebben op het voorheen grafelijke bezit. De steen is nog te gaaf om heel oud te zijn. Vermoedelijk werd hij vernieuwd toen zijn voorganger versleten was. Ik maakte er de hierbij afgedrukte foto's van. Tussen de Staten van Zeeland, die na de tachtigjarige oorlog toen er geen grafelijk gezag meer bestond het beheer over 's Graven duinen hadden overgenomen en de ambachtsheren van Haamstede ont stonden herhaaldelijk meningsverschillen over de wederzijdse begrenzing van hun duingebieden. In de jaren 1594, 1602, 1611 en 1612 vonden er grensuitzettingen plaats, zonder dat men tot overeenstemming kwam. Tenslotte werden in 1728 de rentmeester beoosten Schelde Adriaan Kempe en de ambachtsheer van Haamstede Rutger Mogge het met elkaar eens en werd een vaste, onveranderlijke grens vastgesteld. Na de Franse tijd werden de duinen van de Westhoek toegevoegd aan het domein- bezit van de Staat, uiteraard met uitzon dering van het Zeepe, de Zt.idduinen en de Haert. Omstreeks 1880 werd de grens van het domaniale duinbezit aangegeven met ruwbehakte hardstenen palen op de hoekpunten. De zorg voor het onderhoud van de waterkerende duinen was vroeger een taak van de ambachtsheren. Al in een keur van 23 oktober 1256 bepaalde graaf Floris IV dat „niemandt en sal de dunen woesten of die weijde die daarin legt beweiden met vee of andersins, tenzij bij den Graven oirlove." Later werd de zorg voor het duiu- onderhoud opgedragen aan de besturen van de beide polders waarin het duingebied was opgedeeld, nl. de Oosteren Ban en de Westeren Ban van Schouwen. Het on derhoud was meestal onvoldoende. Geld gebrek en ondeskundigheid waren er de voornaamste oorzaken van. Karei V liet meer dan eens orders uit gaan voor een beter onderhoud. Zo gaf hij de rentmeester beoosten Schelde in 1533 opdracht de duinen met helm te laten be planten. In 1553 drong hij nogmaals aan op beter duinonderhoud. „Zoveel als bij den rentmeester beoosten schelt en verdere officier van den duijne beweesen sal worden en bevonden nodig te zijn." Voorts diende de beplanting ieder jaar te worden ge- kontroleerd door de rentmeester en de an dere officieren van den duijne. Maar de rijkdom aan wild schijnt er door de jaren heen zo groot te zijn ge weest, dat iedere poging tot beplanting al bij voorbaat tot mislukking was gedoemd. Berichten uit 1593 laten ons weten, dat 14

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1980 | | pagina 14