Maar niet met het petje in de hand!
Zeeuwen bestaan en zullen blijven bestaan
Tekst: Joris van Hoedekenskerke.
Er is de laatste maanden een ware „regen" van kreten, leuzen, beweringen,
eisen en standpunten op de hoofden van de inwoners van de Zeeuwse ge
westen neergedaald.
„Zeeuwen bestaan niet" hebben we nog voor de jaarwisseling in de PZC
kunnen lezen. Een andere auteur in hetzelfde dagblad gaf enige weken later
een pagina lang zijn twijfels ten beste: „Bestaan Zeeuwen wel? En als ze
bestaan, dan duurt dat geen 20 jaar meer"; zo profiteerde deze scribent. Dan
zijn er lieden die de Zeeuwen het recht ontzeggen er een eigen mening over
de ontwikkelingen in hun eigen provincie op na te houden. Die ontwikkelingen
worden geremd door „Zeeuwse saboteurs", zo wordt beweerd
En door en over dit alles heen klinkt dan nog eens de leus: „Zeeland voor
de Zeeuwen".
Over de verhalen in de PZC waarin het
„niet bestaan" van Zeeuwen wordt „be
wezen", zou men zich alleen maar vrolijk
kunnen maken. „Er zijn verschillen tussen
de diverse bewoners van de Zeeuwse archi
pel. Die verschillen zijn zo uiteenlopend,
dat er van een Zeeuws volk geen sprake is",
zo was de strekking van het eerste grote
verhaal in de krant die zich „Zeeuws"
noemt.
De auteur citeerde ijverig de grote, on
volprezen Zeeuw P. J. Meertens, die in
derdaad als wetenschapper heeft gecon
stateerd, dat er etnologische, culturele en
taalkundige verschillen onder de Zeeuwse
bevolking voorkomen. Maar bij ons weten
heeft dr. Meertens nog nimmer verkondigd
„dat er daarom geen Zeeuwen bestaan."
Als je de redeneerwijze van de PZC-
scribent volgt, kun je met diens „methode"
ook „bewijzen", dat er geen Friezen, geen
Brabanders, geen Limburgers, geen Hollan
ders, ja ook geen Duitsers, Britten, Fransen
en zelfs geen Europeanen bestaan. Als je
alleen de verschillen maar als bepalend
ziet, kun je zelfs tot de conclusie komen,
dat er eigenlijk geen... mensen bestaan,
slechts zoogdieren. En het is de vraag of
je dan al wel bij de „kenmerkende eenheid"
bent aangeland.
Niemand zal ontkennen, dat de bewoners
van de Zeeuwse streken zich van elkaar
min of meer streeksgewijze onderscheiden
in taal en een zekere mate ook in levens
stijl en -gewoonten. Een Tholenaar is vrij
duidelijk te herkennen naast een Zeeuws-
Vlaming. En die van Westkapelle spreken
inderdaad een wat anders gekleurd Zeeuws
dan die van Krabbendijke of Goedereede.
Maarwaar doen zich zulke lokale
en regionale verschillen en verschilletjes
niet voor? Het zijn juist die etnologische,
taalkundige en culturele nuances die een
volk zo interessant maken. Een volk bestaat
nu eenmaal uit individuele mensen en
groepen mensen; is opgebouwd uit gemeen
schappen met een eigen accent.
Er zijn in het recente verleden lieden
geweest die „het volk in al zijn geledingen
tot een eenheid wilden smeden". Dat leidde
in een aantal gevallen tot maniakale vor
men: eenheids(hans)worsterij.
Zo is er het is nog niet zo lang
geleden bij onze oosterburen een tijd
geweest, waarin het verplicht was „Groot
Duits" te denken, te zijn, te spreken en
te handelen. Dat hield naast een aantal
andere hoogst onaangename zaken ook
in, dat Rijnlanders, Beieren, Zwaben en
Oostfriezen hun regionale, taalkundige en
etnologische eigenaardigheden maar moes
ten verdringen om als eenheids-type Duitser
in het leger der Grootduitse eenheids-
(hans)worsten mee te marcheren. Mussolini
wilde ook een eenheids-type Italiaan. Stalin
heeft maar weinig nagelaten om de Russi
ficatie van andere etnische groepen in de
Sovjet Unie te bevorderen.
Ook in het democratische kamp zijn er
mensen, die ook nu nog dromen (al zullen
ze dat ontkennen) van „de eenheidsmens"
met een gelijke cultuurvorm, een gelijk
spraakje, gelijke kleding en allemaal één
en dezelfde (uiteraard „democratisch ge
kozen") politieke partij.
De geschiedenis heeft wel bewezen, dat
men tot rare dingen kan komen als men
artificiële, kunstmatige „eenheidseisen" aan
volken gaat stellen.
We willen de scribenten die „geen een
heidstype" bij de Zeeuwen (en wat ons be
treft bij tal van anderen) hebben ontdekt,
beslist niet op één hoop gooien met de
boven beschreven maniakale eenheidshans
worsten. Maar wie dialectologische ver
schillen en plaatselijke folklore als norm
gaat stellen, om daarmee te bewijzen dat
een volk niet bestaat, maakt zich belachelijk
Een volk ontstaat na langdurige perioden
in de geschiedenis, die men gezamenlijk als
dragers van een verwante cultuur heeft
meegemaakt. Meestal heeft dit op een be
paald tijdstip in de geschiedenis het opgaan
in een „staatkundige eenheid" tot gevolg.
Maar binnen zo'n „volksgemeenschap" blij
ven altijd verschillen bestaan. En degene,
die die verschillen wil uitwissen, is op de
verkeerde weg, ook al meent hij daarmee
„in het belang van het volk" te handelen.
In de PZC van 2 februari 1980 gaat de
heer J. Tevel verder over het thema „Be
staan er wel of geen Zeeuwen?" Hij heeft
er zo zijn twijfels over. Aan het slot van
zijn artikel stelt hij, dat we nu nog kunnen
twijfelen aan het bestaan van Zeeuwen,
maar dat dit over tien of twintig jaar niet
meer hoeft: „Dan zullen onze kinderen
vragen: Hebt u wel eens van Zeeuwen
gehoord?" aldus de profetie van de heer
Tevel.
Mogen wij ook eens profiteren, maar dan
aan de hand van feiten? Volken als Ieren
en Bretons hebben het eeuwenlang van
hun Engelse en Franse belagers heel wat
harder te verduren gehad, dan de Zeeuwen
en de Friezen bijvoorbeeld van de Hollan
ders. Maar die leren en Bretons bestaan
nog steeds, zelfs hun „archaïsche" talen
leven nog. Ook de Vlamingen (een volk
met een grote verscheidenheid) leven nog
steeds en het heeft er hoe langer hoe
minder van weg, dat zij van plan zijn om
nu eindelijk maar eens „eenheids-Belg" te
worden
We kunnen echter nog veel dichter bij
huis blijven: Scheveningen staat al eeuwen
en eeuwen onder sterke invloed, om niet
te zeggen „druk" van het nabije Den Haag,
behoort zelfs tot de gemeente 's-Graven-
hage. Maar de Scheveningers zijn tot op
de huidige dag zichzelf gebleven, in levens
stijl, taal, zelfs nog in kledingStap
horst zal niet bij iedere lezer aanslaan als
een goed voorbeeld. Het zij zo. Feit is,
dat deze onder de rook van Meppel en
Zwolle liggende gemeenschap ook in 1980
nog een opvallende „eigenheid" Iaat zien,
waarbij onbesproken kan blijven of alle
aspecten van die eigenheid wel zo aan
trekkelijk zijn. Dat gaat in de eerste plaats
Staphorst zelf aan.
De Friezen blijven nog steeds Friezen,
ook al zijn er dan Klei-Friezen, Woud-
Friezen, Friezen uit de Greidhoek, mensen
van het Bilt, van de Waddeneilanden,
Lemsters en Hindeloopsters. Het Friese taal
eigen wordt steeds meer aktueel. Het is
ons ook nog niet bekend dat de Limburgers
in hun diverse schakeringen van plan zijn
zichzelf op te heffen.
Zo zouden we kunnen doorgaan
We wagen ons met een gerust hart aan
de voorspelling, dat er niet slechts over
10 jaar, maar ook over 100 jaar nog
Zeeuwen zullen zijn, als de wereld ten
minste die tijd nog wordt gegund. Maar
dat is een andere kwestie.
Collega Cor van Heugten wij kruisten
met hem de degen, beter gezegd „de pen"
in Zeeland Magazine, no. 67 is zo vrien
delijk om Zeeland en de Zeeuwen nog niet
af te willen schaffen. Hij blijft echter op
het aambeeld hameren van de nationale
bestemming, die Zeeland op recreatiegebied
moet houden en uitbreiden. Men leze Zee
land Magazine, no. 67, pagina 31.
Het is zijn goed recht dat zo te zien.
En de leus: „Zeeland voor de Zeeuwen"
hoeft niet en mag niet betekenen: „En
daarom weg met alle anderen." Dat geldt
uiteraard ook op recreatiegebied.
Ons gewest is gelukkig geschikt
voor recreatie. Die recreatie heeft zeker
ziin gunstige effekten voor de Zeeuwen zelf.
Maar er zijn nu eenmaal grenzen. En te
recht gaan er de laatste tijd stemmen op
in Zeeland om daar de recreatie-ontwikke
ling te gaan afremmen. Dat is in het belang
van de Zeeuwen, maar ook in het belang
van recreatie en recreanten zelf. Wie is
er nu gebaat bij Zandvoortse (wantoestan
den? Van Heugten is het met die afremming
niet eens. Nogmaals: zijn goed recht.
Het is ons echter niet klaar, waarom
Van Heugten nu weer in Zeeland Magazine
no. 67 moet spreken van „milieu-fanatici",
die „bij sommige Zeeuwen op schoot zitten"
en achter de schermen de ontwikkelingen
„saboteren". Mogen die Zeeuwen en die
„milieu-fanatici" (waaraan Zeeland ook wel
wat te danken heeft) het alsjeblieft oneens
zijn met bepaalde ontwikkelingen, die naar
hun mening hun gewest bedreigen? Of moe-
30