Nostalgisch temidden van het rietdekkersgereedschap. Phil (tussen voorraad riet): „Rietdekken uitleggen kan je niet, dat moet je zien." televisie in de steek gelaten. Achter elkaar verschijnen de verschillende huisgenoten. Eerst Theodorus Johannes de Waal, een aangetrouwde neef („Ik dacht, ik zal 'r eens een beetje gaan helpen.") Vervolgens diens zoon Alidor. En tot slot Yvonne, de vrouw van Theodorus, een dochter van een zuster van Phil. Met vereende krachten wordt dan zo het vak van rietdekken uit de doeken gedaan. De kennis van Theodorus, die duidelijk menig keer aandachtig toe schouwer bij Theophil is geweest, valt daar bij met name op. Enkele keren wordt er die avond ook naar buiten gegaan, om aanschouwelijk on derricht te geven aan de hand van de schu ren op het erf. Helaas is het voor den „Dekker" te riskant geworden, om nog op het dak te klimmen. Handelingen. „Vroeger," zegt Phil, „werd er veel met roggestro, wat witter van kleur is, gewerkt om de daken te dekken. Doordat de boeren in die tijd met de pik het koren afhaalden, hadden ze mooi stro om te verwerken. Tegenwoordig wordt het koren kapot ge slagen met combine-machines. Dus gebruik ik nu meestal riet. Dat liet ik tot voor een paar jaar terug, de boeren zelf in België bestellen. Uit dat riet moet eerst de rot zooi geschud worden. Er moet ook mee op de grond gestampt worden tot het gelijk is." Hij staat op, om van de schouw wat lucifers te pakken om zijn shaggie aan te steken. „Dat riet wordt op het geraamte van het dak, dat van latten is gemaakt uitgespreid. Bij een geheel nieuw dak, maakt de timmerman de pannelatten. Bij een dak, dat hersteld moet worden en waarvan het oude spul eraf gehaald is, vernieuwde of repareerde ik zelf meestal de kapotte latten. Bij het rietdekken maak je behalve van priemen en een mes gebruik van twee paarden." Theodorus de Waal pakt mijn aanteken- blok en tekent erop. „Een paard, daarmee doelen rietdekkers op een soort van houten stoel, waarin ze met hun voeten steunen. Zo'n paard is voorzien van een ijzeren haak, waarmee ze achter de panlat van de schuur pakken. Met twee van die paarden ver plaatst de rietdekker zich op het dak tijdens het dekken." Busseltjes. Phil knikt instemmend: „Als je op zo'n dak doende bent, dan worden de busseltjes (bosjes) riet bij je gebracht door de baas zelf of een knecht, of een goede vriend van de boer. Het kan gebeuren dat je twaalfhonderd van die busseltjes nodig hebt. Ligt zo'n busseltje bij je, dan haal je het bandje van het riet af, schud het open en leg het precies vlak op het dak. Dan begin je met het dekken van de euzie (overstekend gedeelte van het dak)". We gaan naar buiten en ik laat me alles precies wijzen. „Op de euzie komt het riet te liggen met de pluimpjes van het riet naar beneden. Stevig en dicht gedekt. Naar omhoog wordt het riet gedekt met de pluimpjes naar boven. Het riet moet na tuurlijk bevestigd worden, anders waait het eraf. Op de vorst (bovenste scherpe rand, waarin de schuine vlakken van het dakwerk naar elkaar toekomen) en de kop pen van het dak wordt het riet met ijzer- draad bevestigd en voor de vlakgedeelten maak je gebruik van banderoei (wilgen twijgen) om het riet vast te maken. Dat gebeurt met die priemen, die je achter de pannelatten doorhaalt. Van die bevesti gingen zie je later niets meer, omdat het volgende bosje stro erover heen schuift." 12

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1980 | | pagina 12