Ochtend in Zeeland 8 bedijkt was, woonden de mensen daar op terpen, die tijdens hoog water eilandjes vormden in het omringende gebied. Texel vormde toen nog een eenheid met het aangrenzende Friesland, waar de schapen houderij in die tijd reeds een belangrijk middel van bestaan was. Op Texel zijn nooit terpen aangelegd, omdat daar veel hoog gelegen gronden waren. Zijn bodem was echter niet bijster vruchtbaar en het feit dat schapen met weinig genoegen nemen, had tot gevolg dat juist daarom de scha penhouderij er al vroeg een belangrijke plaats innam. Tot het einde van de negentiende eeuw is deze bedrijfstak er zelfs de voornaamste bestaansbron geweest. Men hield niet alleen schapen op het oudste deel van het eiland, maar ook in de polders die er later tegen werden aangedijkt. Tegenwoordig is dat anders en worden de jongere poldergronden overwegend voor de akkerbouw benut. Op een groot deel van het oude Texel daaren tegen, heeft de schapenhouderij zich kun nen handhaven. Daar grazen ook nu nog ongeveer 30.000 schapen in een landschap dat met zijn typische schapenboeten en tuinwallen enig is in ons land. Het oude land van Texel vertoont een geheel andere hodemstruktuur dan de grond in de polders die in de vorige eeuw tegen het oude land werden aangedijkt. Op het oude land van Texel kon het land vroeger in de zomer met 18 schapen per hectare worden beweid en in de winter met 14 schapen per ha. Volgens een oud gebruik, waarvan de oorsprong zich verliest in de nevels van de tijd, mochten de Texelse boeren hun gronden slechts persoonlijk gebruiken van 1 mei tot 1 juli. De overige negen maanden van het jaar had iedereen het recht zijn vee in de „overal weijdinge" te jagen. Een dergelijk recht op het gebruik van de grond bestond eertijds ook op Wieringen, Terschelling en Ameland. Door het opheffen van de gemeenschappelijke weiden in de zeventiende en het begin van de achttiende eeuw, kwam er op Texel veel eerder dan elders een einde aan het beeld van gra zende schaapskudden met hun herders. Iedere grondeigenaar begon toen zijn gronden af te scheiden, zodat zijn schapen niet meer op het grasland van zijn buurman konden komen. In de lage. delen van het eiland bestonden deze afscheidingen als re gel uit waterhoudende sloten. Op de hoge delen van het eiland was de grondwater stand te laag en had de aanleg van sloten geen zin. Men loste die moeilijkheid op door om de percelen tuinwallen aan te leggen. Een tuinwal is een met zoden bezette dam met steile wanden, waarop een lage af rastering werd geplaatst. Hout was op Texel een schaars artikel en men moest er dus zuinig mee zijn. Een merkwaardige plaatselijke verorde ning uit de vijftiende eeuw gebood, dat elke boer op Sinterklaasdag zijn schapen thuis moest houden. Ieder schaap dat op die dag toch in het veld werd aangetroffen, kon de eigenaar slechts terugkrijgen vanuit het schuthok van de kerk waar het was opgesloten, tegen betaling van een zeker bedrag. Deze opbrengsten kwamen de kerk ten goede. Door de eeuwen heen heeft de Texelse schapenkaas grote bekendheid genoten. Zo vermeldt een tolregister van de hanzestad Kampen uit de vijftiende eeuw de aanvoer van grote aantallen Texelse kazen. Er wa ren zowel witte als groene kazen, die be kend waren door hun pikante smaak. Ze werden veelvuldig als kostelijke geschenken naar verre landen gezonden. In latere jaren maakte men op Texel harde groene kaasjes in de vorm van een afgeknotte kegel en ook zachte potkaas. De doordringende geur en smaak zijn het kenmerk van de Texelse schapenkaas ge bleven, tot op een kwade dag het geheim Door: Loes van Dalen - Vreugdenhil. Elk mens wordt wel eens verwend met een klein wonder. Het mijne lag onlangs te wachten in een leslokaal van het stok oude Stedelijk Gymnasium te Haarlem. De leerlingen hadden er. ten bate van een goed doel, een rommelmarkt georganiseerd. Zo als altijd het geval is bij dit soort markten, lagen kunst en kitsch broederlijk naast el kaar uitgestald, soms zelfs tegen dezelfde prijzen. Want juist dat maakt het snuffelen op zulke markten tot een aantrekkelijke en vaak gelukkige bezigheid. Om kort te gaan: ik veroverde voor een prijsje, waarvoor een appel en een ei niet meer te koop zijn, een klein boekje: „Zeeuwse mijmeringen". Het bleek geschre ven door P. H. Ritter jr. en in 1921 uit gegeven door Van Dishoeck. Een beeld schoon boekje, zowel van tekst als van uitvoering. Tot mijn verbazing bleek de auteur, lange jaren voor mijn geboorte en ruim twintig jaar voor mijn eerste verblijf op Walcheren, dat eiland te beschrijven met precies die woorden, waarnaar ik steeds heb gezocht. Hij koos tot onderwerp de duinen van Valkenisse, de Walcherse avon den, de slingerpaden tussen de landerijen, de stilte van de zomerse zondagochtend. Juist zoals ik dat in deze serie deed. Zijn taal klinkt wat ouderwets. Natuurlijk. Maar van het procédé uitlekte. Het bleek toen, dat men de schapenmelk, nodig voor de kaasbereiding, mengde met het sap van uitgeknepen verse schapenkeutels. Van toen af ontstond in de Texelse schapenkaas een sterke tegenzin en ging het afzetgebied verloren. Dat was omtrent de twintiger jaren van deze eeuw. Naderhand werd de afzet van lamsvlees naar het buitenland voor de Texelse scha- penboeren een zeer winstgevende zaak. De lammerenmarkt van Den Burg de hoofd plaats van het eiland waarvan het vroegste bericht dateert uit 1783, trok steeds meer bezoekers uit binnen- en bui tenland. Ook de wol van het Texelse schaap was zeer gewild en van veel betere kwali teit dan de wol van het schorreschaap of het heideschaap. Reeds in de vorige eeuw zijn pogingen ondernomen om door kruisingen tot een nog beter ras te geraken. In 1848 vestigde zich de eerste dierenarts op Texel, terwijl in 1909 het Texelse schapenstamboek en een vereniging tot verbetering van de scha penfokkerij werd opgericht. Uit deze akti- viteiten ontstond tenslotte het Texelse schaap van deze tijd, dat zich niet alleen in ons land, maar tot ver buiten onze landsgrenzen een wereldfaam verwierf. In een volgend en tevens slotartikel ke ren we weer naar Zeeland terug om dan speciaal aandacht te schenken aan de schapenhouderij in dat wereldje van schor ren, dijken, water en wind. Foto's: van de schrijfster. het oude Walcheren zal niet vaak zo lyrisch en tegelijkertijd zo treffend écht beschre ven zijn, als in dit boekje. „Ik hield van de duinen van het eiland, die altijd om ons heen stonden. In de verte, dichtbij, overal waar je kijken kon. Tussen hen in lag onze wereld, beschut en eindig." Dat schreef ik zelf, enkele maanden terug. En dit schreef Ritter, in 1921: „Er is haast geen plek op Walcheren, waar ge zijn witte duinen niet ziet. - Zijn duinen, die achter zijn groene lommers en groene heggen oprijzen als een sneeuwgebergte. Dit zijn geen duinen, zooals ge ze uit Holland kent... Op Walcheren zijn de duinen in eenheid met het land. Ge vindt ze nergens zooals hier, en nergens als hier zijn zij zo vertrouwd met den hemel, waar zij met hun zachte ronde kameelenruggen tegen lig gen aangeleund..." En: „Ja, Walcheren is als een dal tus- schen de duinen, en wij gaan ze bestijgen, om ons eiland te overschouwen zooals de groote, zondoorschenen witte wolken het doen, die traag genietend voortschrijden boven deze woelige, groene wereld." De schrijver vertelt dan hoe hij over Biggekerke naar Valkenisse reist, met de stoomtram en hij constateert bij aankomst: „Het Zeeuwsche land blijft tot het laatst het Zeeuwsche land. Weelderige akkers, 18

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1980 | | pagina 18