Ué.
Gezicht vanuit de richting Valkenisse op de duinen van Zoutelande,
Vele van de pensions in dit deel van de duinen werden in oktober 1944 verwoest.
En zo maakte ik de verdrinkingsdood
van het eiland niet mee. Ik zag niet het
weelderig groen verkeren in modderig
grauw; zag niet zelf hoe het water kwam
binnendringen daar, waar het nog nooit
geweest was: in huizen en stallen en kerken.
Ik zag niet de woede in de ogen van de
boeren en de doodangst in de ogen van
hun vee.
Pas later, lang nadat die zich had vol
trokken, hoorde ik van de ramp. Dat was
in de maanden, waarin wij, in Rotterdam,
weliswaar droge voeten hielden en zelfs ons
huis in takt, maar waarin we op een
haar na letterlijk vergingen van de
honger. Walcheren was op dat moment
extra ver weg en het verdronken Walcheren
geheel onvoorstelbaar.
Hoe het ging.
In september 1944 zo kwam ik later
uit een hierna te noemen publikatie te
weten begonnen de Geallieerden, nadat
zij Zuid-Beveland hadden veroverd, alle
bunkers en gevechtsstellingen van de Duitse
bezetter van Westkapelle tot Dishoek en
van Westkapelle tot Domburg te bombar
deren. Soms gooiden ze mis zoals in
het dorp Biggekerke, waar tientallen doden
vielen maar meestal gooiden ze raak.
Walcheren veerde op: weldra zou het be
vrijd zijn. Bevrijd van de mof, die zich in
de loop der jaren veel talrijker op het
eiland was gaan manifesteren dan waar
ook elders in het land.
Op 2 en 3 oktober 1944 waarschuwden
de Geallieerden de bewoners van Westka
pelle, dat zij onmiddellijk moesten eva
cueren, omdat er zware bombardementen
zouden worden uitgevoerd op alle nog over
gebleven Duitse installaties. Daarbij zou het
gevaar van een dijkdoorbraak natuurlijk
niet denkbeeldig zijn. Sommigen gaven aan
die waarschuwing gehoor, de meesten ech
ter bleven, waar ze waren. Hoe konden ze
hun dorp in de steek laten, hun bezittingen,
hun vee?
In de middag van 3 oktober kwamen
de Lancasters, aan wier aanblik heel Wal
cheren door de gevechtshandelingen op
en boven Zuid-Beveland al aardig ge
wend was, opnieuw opdagen. Dit keer was
hun doel de Westkappelse Zeedijk en de
dicht geconcentreerde Duitse verdedigings
werken op en nabij dat punt. Na twee-en-
een-half uur was het karwei voorlopig ge
klaard: de Duitse stellingen waren vernie
tigd, de dijk eveneens. Ze vertoonde een
gat van 150 meter.
De bevolking betaalde een zware tol:
vele tientallen kwamen om in vuur en
water, honderden landerijen verdwenen on
der de zoute golven. De illegale pers tracht
te te bemoedigen: „Van Veere tot Vlissingen
en van Westkapelle tot Arnemuiden zal
Walcheren onderlopen, maar wij zullen niet
klagen. De bewoners van Walcheren zullen
worstelen en bovenkomen, hun devies „Luc-
tor et Emergo" getrouw. Hoe anders dan
door het water kunnen wij de mof immers
meester worden?"
Op 7 oktober volgde een nieuwe dijk-
aanval, nu ten oosten en westen van Vlis
singen. Op 11 oktober was Veere aan de
beurt. Op 17 oktober Westkapelle voor
de tweede keer, waarbij ook de dijkvoet
werd weggeslagen, zodat het water voortaan
ongehinderd met het getij heen en weer
zou vloeien. Ook het dorp zelf kreeg een
cweede bommenregen te verduren.
Op 29 oktober werd Westkapelle voor
de derde keer gebombardeerd. De Duitsers
trachtten alle Walcherse jongens en mannen
te recruteren voor herstelwerkzaamheden:
de Scheldemond moest immers behouden
blijven. Maar ondanks haar zware gemeen
schappelijke en persoonlijke verliezen, haar
toegebracht door de bondgenoot, weigerde
de Walcherse bevolking iedere medewerking
aan de bezetter.
Het water bleef de eerste dagen stijgen.
Tot het het peil had bereikt, waarop het
maandenlang zou blijven staan en dat ik
zelf, in de zomer van 1945 terug op Wal
cheren, met verbijsterde ogen zou schatten:
één meter? Twee? Nóg meer? Mens en
dier dromden tesamen in de wat hoger
gelegen dorpskommen van het eiland, die
vaak niet meer omvatten dan een strook
van droog land van een paar honderd vier
kante meter.
Na het derde bombardement van West
kapelle, waarna er van het dorp praktisch
niets meer over was, begon de invasie van
de Engelse vloot. Hevige gevechten volgden
op de smalle kuststrook rond het eiland.
Boeren en burgers vochten aan Engelse
zijde en opnieuw waren hun verliezen
groot.
Op 8 november kwam de beloning: Wal
cheren was vrij. Verdronken, vernietigd,
chaotisch en in diepe rouw, maar vrij.
Evacuatie.
Het bleek een vrijheid, die in veel gevallen
elders gesmaakt zou moeten worden. Want
Walcheren moest evacueren. Normaal leven
was er immers onmogelijk geworden. De
vrijheid vertoonde een armoedig gelaat. De
evacuanten mochten aanvankelijk slechts
datgene meenemen, wat zij konden dragen:
bestek, bord en beker, wat kleren, bonnen
en dekens. Later werden de bepalingen ver
ruimd: ook de slacht mocht mee en wat
keukengerei en brandstof. Op 10 december
1944 gingen de eersten: per Dukw naar
Zuid-Beveland.
De boerderij van boer Wisse te Zoutelande. De verwoesting die het water aan huis
en hof heeft aangericht, is duidelijk te zien.
20