Wij gaan terug naar het zwarte goud,
maar niet zonder een witmaker
Tekst: A. F. Koopman. Illustraties: A. F. Koopman.
In het voorjaar van 1980 heeft de regering
deel 2 van haar nationale Energie-trilogie
het licht doen zien. Het is een boekwerk,
dat in de wandeling de naam „kolennota"
heeft gekregen. Een verwarrende naam,
want er wordt in het boekwerk niet uit
sluitend over steenkool gesproken, maar
ook over aardolie, aardgas van eigen bodem
en geïmporteerd aardgas. Formeel zou het
boekwerk dan ook „Diversificatienota"
moeten heten, maar op zulke woorden lo
pen zelfs de tongen van de parlementariërs
vast, zodat wij het maar op „kolennota"
zullen houden.
Het begrip „diversificatie" moeten wij wel
even verklaren, want het komt in de ener-
giediskussie herhaaldelijk voor. Met diver
sificatie bedoelt men in energieland, de
spreiding van de energiewinning over zo
veel mogelijk verschillende energiedragers.
Indien wij ons uitsluitend tot de elektrici-
teitsproduktie beperken, dan betekent diver
sificatie, dat er over het gehele land bezien,
elektrische centrales staan die als brand
stoffen aardolie, aardgas, steenkool, kern
energie en huisvuil hebben. Van unificatie
is sprake, als alle centrales op maar één
brandstof zouden werken, b.v. aardolie. Di
versificatie is nodig om de altijd dreigende
stagnaties in de aanvoer van bepaalde
energiedragers naar ons land het hoofd te
bieden. Als de oliekraan dichtgaat, mag
dit niet betekenen dat er in heel Nederland
geen centrale meer kan draaien. Gas- of
steenkoolgestookte centrales, en eventueel
kernenergiecentrales moeten dan kunnen in
vallen.
Het energiebeleid van de regering, waar
van de kolennota nu dus een belangrijk
aspect weergeeft, rust op twee peilers.
1. Er moet op het gebruik van energie
(zegt u maar gerust: op de verspilling)
bezuinigd worden. Kortweg noemt men dit:
het besparingsbeleid.
2. Wij moeten voor onze energiebehoefte
niet van één enkele energiedrager afhan
kelijk zijn. Wij moeten zoveel mogelijk
energiedragers benutten (Diversificatie).
3. Wij zullen voor wat onze toekomstige
elektriciteitsproduktie betreft, een basis
keuze moeten maken tussen steenkool ge
stookte en kernenergiecentrales. Er is een
maatschappelijke diskussie voor nodig om
de keus enigszins te vereenvoudigen. De
drie delen van de Nota Energiebeleid, zoals
de hele energietrilogie heet, zijn hiermee
meteen kort gekenschetst. Zelfs de nummers
kloppen.
Deel 2, de „kolennota" heeft als achter
grond de langzamerhand voor iedereen wel
begrijpelijke realiteit, dat aardolie niet meer
zo vanzelfsprekend naar het westen stroomt
als voorheen, dat aardgas gereserveerd moet
worden voor hoogwaardige toepassingen, en
dat kernenergie maatschappelijk onbehagen
oproept.
Uit deze feiten vloeit de onvermijdelijke
keuze voor een minder problematische ener
giedrager voort: steenkool. Hoewel de Lim
burgse steenkool niet economisch winbaar
meer is, kan de aanvoer van steenkool naar
ons land toch verzekerd worden. Er is nog
voor eeuwen steenkool in de aarde voor
radig. Grote oliemaatschappijen (Shell b.v.)
hebben zich al gretig op de steenkoolre-
search gestort en belangrijke importeurs
van energiedragers, sluiten nu al contracten
voor de exploratie van kolenmijnen.
Het zwarte goud zal dan ook zeker te
rugkomen, maar op een andere manier dan
de ouderen onder ons zich stellig herinneren.
De kolenkit behoeft niet opnieuw in de huis
houdens te verschijnen en het stinkende
kolenfornuis, dat intussen toch zo gezellig
kon zijn, mag gerust in de antiekwinkel
blijven staan.
Het zwarte goud gaat een metamorfose
beleven. Vette jaren voor de steenkool...
Stoken of vergassen?
Om warmte aan steenkool te onttrekken
is het niet nodig om de steenkool als zo
danig te verstoken. In veel gevallen gebeurt
dat intussen toch. Ook in de toekomst,
als de beleidslijnen uit de kolennota wer
kelijkheid gaan worden, zullen wij zowel
- 8 -
REEDS
ONTGONNEN
DIEPTE LIGGING VAN HET K0LENV0EREND CARBOON
Vermoedelijk als gevolg van een slinkse streek van de multinationals ten tijde van het
carboon, heeft heel Nederland steenkool onder de grond, behalve Zeeland. De meeste
steenkoollagen kunnen niet op rendabele of sociaal aanvaardbare wijze worden ontgonnen.
5