Vertikale boring (Aansteking) fabrieken als elektrische centrales zien, die op steenkool werken. Er zullen dan echter wel heel wat maatregelen zijn getroffen en voorzieningen zijn aangebracht, om de dichte en stoffige walm die bij kolenverbranding ontstaat, buiten het milieu (en uw en mijn luchtpijp) te houden. Maar naast kolenverbranding zonder meer, zijn er momenteel technieken in ont wikkeling, die de vergassing of de vloei- baarmaking van kolen mogelijk maken. De auto's van de toekomst zullen misschien kunnen rijden op methanol, die via kolen- vergassing is verkregen. En wellicht zullen wij in de toekomst ongeremd spreken over een nieuw soort gas, S.N.G. genaamd, het geen betekent: „Substitute Natural Gas," oftewel surrogaat-aardgas. Dit S.N.G. zal uit steenkool worden gehaald. In de chemische industrie zullen wij, behalve aardolie, die hier vrijwel onmisbaar is, allerlei wonderlijke produkten zien ont staan, die steenkool als chemische basis hebben. Misschien zullen onze kinderen in huizen komen te wonen, die gebouwd zijn uit een soort tufsteen, waarvoor afvalpro- dukten van de steenkoolverbranding de grondstof hebben geleverd. Wonen in steen- koolresten, zogezegd. Rotterdam zal vermoedelijk het grootste kolenoverslagbedrijf van Nederland binnen zijn grenzen krijgen. Wie weet gaat gips in de toekomst een overheersende rol spelen bij de bouw van woningen en de aanleg van bepaalde wegen. De produktie van enorme hoeveelheden gips is namelijk inharent aan de verwerking van steenkool, als dat gebeurt in de mate welke de kolennota voorziet. En dat is nogal wat. In het jaar 2000 zal ongeveer 20 procent van de dan bestaande energiebehoefte op een of andere manier door steenkool wor den gedekt. Bijna de helft van alle elek trische centrales in ons land zal op steen kool draaien. Men praat over tientallen miljoenen tonnen steenkool in het jaar 2000. Waarschijnlijk heeft niemand een volledige kijk op de immense problemen die de energiemix van het jaar 2000 zal gaan mee brengen. Wel gaat de kolennota er van uit, dat wij de problemen die een steenkool tijdperk meebrengen, niet op ons af moeten laten komen, maar ze zo mogelijk nu reeds moeten proberen op te lossen. Veredeling. Het zwarte goud is in de vorm waarin het uit de grond komt, niet zo begeerlijk als de schone omschrijving doet veronder stellen. Het zwarte goud heeft een wit maker nodig. De invoering van steenkool in onze energie-economie is dan ook alleen maar aanvaardbaar langs de weg van de steen- koolveredeling. Dat wil zeggen, dat wij steenkool als grondstof en ook niet meer dan dat gebruiken, voor de vervaardiging van synthetische brandstoffen, die op grote schaal gebruikt kunnen worden, zonder het milieu te vervuilen. „Steenkoolbenzine" en „steenkoolgas" bijvoorbeeld. Behalve veredeling van de grondstof steenkool tot relatief schone synthetische brandstoffen is er nog een andere verede- lingsmethode denkbaar. Hierbij verbrandt men de steenkool direct, doch men pakt het milieu-aspect bij de verbrandingsin stallatie zelf aan. In feite gaat het hier om een veredeld soort verbranding. Het zal duidelijk zijn, dat de verschil lende technische oplossingen die men heeft gevonden, en die nog gevonden zullen wor den, om steenkool toe te passen met een minimum aan milieuproblemen, een be hoorlijke hoeveelheid geld zullen kosten. Hoe schoner wij ons steenkooltijdperk wil len maken, hoe meer geld ons dat zal gaan kosten. Vooral de aanloopkosten tot het steenkooltijdperk zullen enorm zijn. Want zoals u en ik onze kolenkitten hebben weggegooid, zo hebben ook de grote be drijven die vroeger in de steenkoolwinning, het transport, de overslag en de distributie en toepassing zaten, hun installaties van de hand gedaan en hun vakmensen om geschoold. Zo is het gekomen, dat wij op dit mo ment heel wat meer van de petrochemie dan van de steenkoolchemie afweten. Met name in ons land bestaat een grote ach terstand in kennis op het gebied van de steenkooltechnologie. West-Duitsland be hoort tot de Europese landen die op het gebied van de steenkool vooroplopen, maar de Duitsers hebben altijd steenkool ge wonnen, terwijl wij (die een goede reputatie op dat gebied hadden) na de vondst van het aardgas, de kolenmijnen hebben ge sloten. In 1973 was het gedaan met een bedrijfstak, die in zijn bloeitijd bijna dertig duizend mensen werk bood. Alles invoeren. Nederland zal dus zowel de grondstof steenkool als de technologie om met de steenkool optimaal te kunnen werken, moe ten invoeren. Wat de invoer van steenkool betreft, zijn wij aangewezen op Oost-Europa, Australië en Zuid-Afrika, die samen 15 procent van de wereldvoorrraden aan steenkool in hun bodem hebben zitten. In de Verenigde Sta ten komen veel rijkere kolenvoorraden voor, maar de V.S. voelen er weinig voor om hun energie-spaarbankboekje door anderen leeg te laten halen. Wat de technologie aangaat, zijn wij nu al hard bezig om de noodzakelijke kennis op te bouwen. In snel tempo komen er proeffabrieken tot stand, waar men steen- koolveredeling toepast. De eerste elektrische centrale die steenkool op een tamelijk milieuvriendelijke manier verbrandt, is in aanbouw. Nieuwe verbrandingstechnieken worden, ook in Nederland, ontwikkeld. Maar er is desondanks een achterstand. Van de infrastructuur die nodig is om een steenkooleconomie te bedrijven is niet veel te vinden. De kolenboten moeten nog ge tekend worden, bij wijze van spreken De milieuproblemen van de steenkool beginnen al voordat de kool verbrand wordt. De opslag van steenkool geschiedt altijd in de open lucht. Dat betekent dat door de invloed van het klimaat (denk aan de regen) allerlei agressieve stoffen die in de steenkool zitten, in de bodem terecht komen en het grondwater kunnen bereiken. De vloeren van de toekomstige, grote kolenbunkers zullen daarom ondoor dringbaar voor water moeten worden ge maakt. En er moeten afvoer- en reinigings systemen komen, die verhinderen dat gif tige stoffen in de bodem en het opper vlaktewater terecht komen. Als men steenkool voor de opwekking van elektriciteit gaat gebruiken, moeten bij een centrale van 1000 MegaWatt (de optimale grootte) opslagmogelijkheden voor circa 2 miljoen ton steenkool per jaar worden geschapen. Dat komt neer op 30 hectare terrein. Die 30 hectare moeten „ergens" gevonden worden, hetzij vlakbij de centrale, hetzij op overslagterreinen bij de havens. In het laatste geval kan men bij de centrale zelf volstaan met een kleiner terrein, waar een voorraad voor bijvoorbeeld een week kan worden opgeslagen. Bij verbranding van de steenkool in een centrale ontstaat afval. Voor een 1000 MW- centrale is het ruimtebeslag van de afval bergen ongeveer 15 hectare. Vergassing. Indien men geen directe verbranding van de steenkool toepast, maar de brandstof eerst vergast, waarna deze in de ketels kan worden verbrand, zijn de ruimtepro blemen voor opslag e.d. anders van aard. Er komen dan echter wel andere vraag stukken om de hoek kijken. Er is bijvoor beeld meer koelwater nodig, dan wanneer men de steenkool direct verbrandt. Er is Vergassing met circulatie langs een terugwaarts front Het principe van ondergrondse kolenvergassing. Men noemt dit „Vergassing met circulatie langs een terugwaarts front." 6

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1980 | | pagina 6