Herder met zijn schapen in het Verdronken Land van Saaftinge. In de verte tekent zich
vaag een op een terp gebouwde schaapskooi af.
de schaapskooi van Cleiren. Op de voor
grond ligt de kleine motorklipper, waarmee
stro en bijvoer voor de schapen werd aan
gevoerd en schapenmest werd afgevoerd.
Vanaf de kooi naar de aanlegplaats in de
kreek lag een smalspoor.
Over nog „een laatste schaapherder"
stond te lezen in de recreatiekrant van
18 juni 1977, waarin Gustaaf van Ecke
(Hecke?) uit het Belgische Watervliet ten
tonele wordt gevoerd. Met wat geluk kon
men hem toen nog aantreffen ergens tussen
Aardenburg en de Braakman, waar hij met
zijn kudde rondzwierf, nu eens aan de
ene en dan weer aan de andere kant van
de landsgrens. Gustaaf trok zich van die
grens blijkbaar niet veel aan. We mogen
echter rustig stellen, dat ook de jaren van
de Zeeuwsvlaamse en Belgische schaapskud
den zijn geteld.
Zelf had ik het geluk om het vorige jaar
nog een schaapskudde te ontdekken langs
de dijk van de afgesloten Pluimpot onder
Scherpenisse. Onder ongunstige weersom-
Het waren trouwens niet alleen schorren
die toen nog met schapen werden beweid.
Ook langs dijken en wegen zag men nog
schapen grazen onder de hoede van een
herder. In de nazomer waren ze vaak te
vinden op de stoppels van de graanakkers
en in de herfst op de akkers waar bieten
waren gerooid. De moergebieden tussen Ka-
pelle en Yerseke werden destijds eveneens
veel met schapen beweid. Ekonomische om
standigheden en toeneming van de verkeers
drukte waren tenslotte funest voor de her
ders en hun kudden. Ze verdwenen als
sneeuw voor de zon.
Tot omstreeks 1960 hebben de laatste
schaapskudden zich in Zeeland kunnen
handhaven. Inmiddels waren de schorren
in het Sloe, de Zandkreek, het Veersegat
en de Braakman bedijkt en voor beweiding
met schapen niet meer beschikbaar. Het
toenemende verkeer maakte het grazen langs
wegbermen te riskant. Bovendien steeg ui
teraard ook het loon van de herders en
daardoor was voor die boeren, die toen nog
een kudde bezaten, de schapenhouderij niet
lonend meer. Het feit, dat tevens het gilde
van de oudere schaapherders uitstierf, ter
wijl de jongeren voor zover ze nog bereid
waren het vak te leren niet bereid bleken
om ook op zondagen met de kudde op stap
te gaan, deed tenslotte de deur dicht.
Ondanks alle hiervoor vermelde bezwaren
heeft een enkle schaapherder toch nog kans
gezien zich tot vandaag de dag met zijn
kudde te handhaven. Bij tijd en wijle schen
ken de kranten er nog wel eens aandacht
aan. Zo stond er in de P.Z.C. van 28 april
1973 een verhaal over Eduard Verbist uit
de Koningin Emmapolder, een laatste telg
uit een oud geslacht van herders, die toen
nog iedere dag de zondag inkluis met
zijn kudde in het verdronken land van Saaf
tinge zwierf. Wardje, zoals de plaatselijke
bevolking hem noemt, had geen zonen die
hem wilden opvolgen. Eerlang is dus ook
zijn kudde gedoemd te verdwijnen.
Eveneens in het verdronken land van
Saaftinge, maar dan verder naar het oosten,
pacht de familie Cleiren uit Kieldrecht al
geslachten lang het schor van de Noord.
Vroeger bezaten ze er twee schaapskooien,
die op terpen waren gebouwd. Er is er voor
zover ik weet nog één van in gebruik. Naast
het schapenbedrijf had de familie Cleiren
destijds ook een brandstoffenhandel en een
cafébedrijf. Zij waren dus niet uitsluitend
afhankelijk van de schapenhouderij, alhoe
wel ze er wel met hart en ziel aan ver
knocht waren.
Op nevenstaande foto zien we het schor
van de Noord met zijn krekenpatroon en
Schaapskudde bij de kooi, in de omgeving van Scherpenisse.
Het schor van de Noord.
18