Een maquette van één der opslagloodsen die bij Gorleben in aanbouw zijn. Bovenaan op de foto ziet men de Castor-containers als soldaten in het gelid staan. reden om aan te nemen, dat dit in de komende miljoenen jaren plotseling zou veranderen. Een andere belangrijke overweging is, dat het steenzout geen grondwater bevat, dat besmet zou kunnen worden en wat ook meetelt is, dat de mijnbouwtechnieken die nodig zijn om een opbergmijn te maken, bekend zijn. Nederland heeft zelfs een in ternationale faam op dit gebied. Onze kolen mijnen werden als de veiligste ter wereld beschouwd. Of wij in de toekomst iets der gelijks zullen horen zeggen over opberg- mijnen voor radio-aktief afval, moet worden afgewacht. Voorlopig is de aanleg van een opbergmijn in Nederland om politieke re denen onhaalbaar. Zelfs proefboringen, die nodig zijn om vast te stellen of de zout- horsten inderdaad zo betrouwbaar zijn als de pleitbezorgers beweren, kunnen niet wor den verricht. Als men dan ook constateert, dat het pro bleem van de opberging van het radio- aktieve afval in Nederland niet is opgelost, heeft men volkomen gelijk, zolang men het oog op de nucleaire residuen richt. Men kan aan de constatering nog toevoegen dat het probleem ook onoplosbaar zal blijken, zolang de wetenschap geen kans krijgt om haar stellingen te onderbouwen met be wijzen. Er is nog tijd. Overigens is, vanuit het standpunt van de nucleaire bedrijvigheid bezien, de aanleg van een opbergmijn geen kwestie die morgen geregeld moet zijn. Als het werkelijk pro blematische afval het nucleaire residu in Nederland arriveert, is het op zijn vroegst 1995. Pas vanaf dat jaar hebben de buiten landse opwerkingsfabrieken, via sterk tot de verbeelding sprekende kontrakten, het recht om nucleair residu naar het land waar het thuishoort terug te sturen. Ook al betreft het hier dan griezelig gevaarlijk spul het zal in een vorm zijn gebracht die transport en opslag mogelijk maakt. In die vorm kan het desnoods nog jarenlang in gewone bovengrondse opslagplaatsen worden bewaard, ook al is dat niet ideaal. Maar te zeggen dat de tijd dringt, omdat radio-aktieve afvalhopen zich opstapelen, is onjuist. De 130 instellingen die met radio- aktieve stoffen werken brengen jaarlijks honderden kubieke meters laag- en middel- aktief afval voort. Dit afval geeft naar de rede gesproken, geen probleem. Het nucleaire residu dat wel diepe denk- rimpels in de voorhoofden der wetenschap pers en politici te voorschijn roept, komt in betrekelijk kleine hoeveelheden vrij. Voor een stevige kernenergiecentrale a la Borssele en de veel kleinere kernenergiecentrale in Dodewaard tesamen is het nog geen 50 kubieke meter per jaar. De aktiviteit van deze tamelijk kleine kubus is echter even groot als de aktiviteit (in Curies uitgedrukt) van de nucleaire spullen die door de kern energiecentrales jaarlijks naar de opwer kingsfabrieken zijn gestuurd. De immense afvalbergen ziende die ont staan bij steenkool-gestookte centrales, zeg gen veel mensen, dat kernenergie, ondanks de onbehagelijke kanten die eraan zitten, te verkiezen is boven steenkoolcentrales. De redenering is, dat je beter een kleine, beheersbare hoeveelheid gevaarlijk afval in een zoutmijn kunt stoppen, dan een zeer grote hoeveelheid, minder gevaarlijk afval, de lucht in blazen of in het buitenwater lozen. Want van oudsher hebben wij de gewoonte om het vuil dat wij voortbrengen, door ons eigen leefmilieu te laten ver dunnen. Goed bezien hebben wij nooit veel werk van echte afvalvernietiging gemaakt. Pas toen compostering en verbranding van huisvuil ingang vonden, werd het afval probleem fundamenteel aangepakt, zij het op een nog altijd zeer bescheiden schaal. Pas de komst van het nucleaire tijdperk, waartoe wij ook de medische toepassingen van de kernenergie rekenen, deed ons inzien dat er afvalproblemen bestaan die niet langs de weg van verdunning kunnen worden „opgelost". „Entsorgungszentrum". Zouthorsten zijn er in West-Europa bij bosjes, maar slechts enkele voldoen aan de hoge eisen die je eraan moet stellen als je er opbergmijnen in wilt aanleggen. Het verst gevorderd met de voorbereidingen voor de aanleg van een opbergmijn is men in West-Duitsland. In heb in mei van dit jaar een bezoek aan het uitgestrekte bosgebied rond de plaats Gorleben, in Nedersaksen gebracht, waar twee zeer invloedrijke or ganisaties bezig zijn met proefboringen en de bouw van bovengrondse opslagplaatsen voor opgebrande splijtstofelementen uit alle Westduitse kernenergiecentrales. Het geheel van plannen in en rond Gor leben heeft betrekking op wat de Duitsers noemen „een Entsorgungszentrum". Hoe zorgeloos de naam ook moge klinken, er wordt van tijd tot tijd verbitterd gedemon streerd, vernield, beschadigd .engeramd en gespoten in Gorleben. Wie er wordt toegelaten tot de vitale plaatsen, krijgt het gevoel dat er een stellingenoorlog aan de gang is, waarin de ene partij wordt gevormd door de bedrijven die het „Entsorgungs zentrum" willen bouwen, en de andere door een partisanenleger van demonstranten, ak- tivisten, milieu-idealisten en anarchisten, die zich gemeenschappelijk „die Grünen" noemen. Even kort de geschiedenis, die de plaats naam Gorleben tot een wereldwijd symbool van de strijd pro en contra de kernenergie heeft gemaakt. In 1977 liet „de Deutsche Gesellschaft für Wiederaufbereitung von Kernbrenn- stoffe" het oog op het uitgestrekte bos- Zwaar materieel arriveert op de boorplaats. De bus bracht onze excursiegroep in deze bewaakte vesting. 21

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1981 | | pagina 21