Stierlijk
vervelend
Tekst: Anneke Jaensch.
Toen we nog niet zolang in onze ver
bouwde boerderij in de polder woonden,
werden we op een zondagochtend wak
ker van geknerp in het grint onder ons
slaapkamerraam. Ik sprong mijn bed uit,
schoof het gordijn opzij en daar stond
ie: een prachtig kalf, sabbelend aan de
vijf kilo zoete appeltjes die ik op de
tuinbank te rijpen had gelegd. Opeens
herinnerde ik me dat ik hem eerder
was tegengekomen. Zaterdag, rond de
koffie, werd ie achter zijn vodden ge
zeten door een ploeg van vier man, die
een poging deden het dier weer binnen
vier hekken te krijgen. In plaats daarvan
bokte hij bijna de gang bij ons in via
de geopende voordeur waar ik de bakker
stond te helpen. Toen het niet doorging
was ik de situatie eigenlijk al gauw
weer kwijt.
Ik trok mijn pantoffels aan, plukte
in het voorbijgaan een plastic tas uit
de kast en begon buiten gekomen
mijn aangevreten, slijmerig bekwijlde
appeltjes te bergen. Toen ik even achter
om keek, zag ik dat ik dreigend werd
bespied door het zwart-bontje. Ik voelde
me nauwelijks op mijn gemak en pro
beerde te verzinnen hoe we kallefie-
zallefie konden lozen.
Opeens zag ik hem drie pirouetjes
om mijn waspaal maken, een aanloop
nemen en met een zwierige zwaai over
schapehek en schrikdraad duiken. 4 straf-
punten! Met zijn achterpoot toucheerde
hij het gaas en bleef er in hangen.
Briesend en met de vierkante kop recht
vooruit trok ie met een flinke ruk het
hekwerk horizontaal. De arme schapen,
Wollepop en Lamses, zochten geschrok
ken dekking bij elkaar in de verste hoek
van het weidje. Mirakuleuzerwijze bleef
het schrikdraad in takt en daar bleek
ie respect voor te hebben. De geit, die
één en ander ook van een afstandje had
gadegeslagen, had. wel willen vliegen
toen ie het gevaarte bij zich in de buurt
zag komen.
Nadat kalf-beest van wie ik intus
sen wel biefstuk lustte enkele malen
zorgvuldig de afrastering van het hem
toegemeten territorium had geïnspec
teerd, deed ie zich te goed aan het
voedsel van zijn mede-weigenoten, dronk
vervolgens gretig hun waterbak leeg
en plofte voldaan in het aangrenzende
onderdak neer met een blik van: „Ik
ben niet uit dit veld te slaan."
Met verschillende telefoontjes hadden
we de eigenaar weten te achterhalen,
die na een poosje gewapend met zijn
zoon (een dijk van een kerel) en een
bos touw het erf opkwam. Ze maaiden
ons opzij en verzekerden ons dat, als
ons leven ons lief was, binnen voor
lopig de enige veilige plek was, omdat
we met een dolle dries te maken hadden
die al dagen op de hielen werd gezeten
en links en rechts zijn sporen al had
nagelaten.
Ze complimenteerden ons overigens,
dat we hem zo keurig hadden ingesloten
en drongen er nogmaals met klem op
aan ons op grote afstand van het toneel
te houden. Nadat we hen nog enkele
tips over de plaatselijke omstandigheden
hadden ingefluisterd en samenzweerde
rig wat extra hulpmiddelen hadden aan
gedragen, begaven we ons in onze vesting
Het toch wel uitgeputte dier zag er
nogal onverstoorbaar uit, toen hij werd
benaderd en dat stelde de mannen in
staat de onderdeur van het stalletje
dicht te knallen, waardoor zijn ruimte
sterk werd beperkt. En dat nu juist
zinde hem slecht. Hij verhief zich,
maakte een paar knappe sprongen en
zette zich schrap. De mannen knoopten
hun touw ingenieus in een soort lasso
en na verloop van tijd lukte het hen
inderdaad om die om het kalfskoppie
te draperen.
Wij hadden een hond en wat denk je
dan: nu doet de boer de stal open en
neemt het dier zo mee de wagen in.
Het was pas véél later, dat ik inzag
dat ik me daarop als nieuw-polderbe-
woner nogal verkeken had. Gedurende
een half uurtje konden we niet veel
meer zien dan wat gegoochel met plan
ken en touwwerk, maar zonder resultaat.
Ze bleken hem niet aan het lijntje te
kunnen krijgen.
De boer kwam naar binnen om te
vragen of ie de veearts even mocht
bellen, die moest dan maar een kalme
rend spuitje uitdelen. Maar de veearts
stond net met zijn hoed op en zijn jas
aan om naar de kerk te gaan en vroeg
of die stier niet even eerbiedig kon
wachten. Ik bood nog bescheiden een
valiumtablet aan dat al jaren, en dus
waarschijnlijk krachteloos geworden, in
het medicijnkastje lag. Maar dat schoot
de veehouder bijna in het verkeerde
keelgat. Zijn zorgelijke blik verried dat
hij alle gevoel voor kalverliefde had
verloren.
Zoonlief daarentegen wist niet van
ophouden en zette er de vierkante schou
ders nog eens onder. Met een behendige
beweging slingerde hij het touw, dat
aan het ene eind nog steeds om 's stiers
strot zat, om diens voorpoten en haalde
hem onderuit. Wham!
Het stalletje bood te weinig bewe
gingsvrijheid en was te gevaarlijk om
in te werken, want het dier zou in staat
zijn zijn belagers fijn te drukken tegen
de wand. Of met een ongecontroleerde
uithaal één van zijn kleine hoorntjes in
hun vlees kunnen spiezen. Dus de stal
moest open en het tafereel verplaatste
zich naar de arena in de open lucht.
We zaten eerste rang en de kinderen,
met hun neuzen tegen de ruit gedrukt,
vonden het even angstig als spannend.
Het leek wel Spanje, of een privé-voor-
stelling van Boltini. Die stier sprong
af en toe een metertje of wat kronke
lend de lucht in en zorg dan als stieren
temmer maar dat je even goed in de
gaten houdt, waar ie van plan is om
neer te komen.
De mensen in de omgeving hadden
nu ook lucht van het spektakel gekregen
en keken vanaf de dijk zwijgend toe.
Toen kwam het moment dat men er
met gezamenlijke inspanning in slaagde
voor- en achterpoten in de touwen te
slingeren en zodanig aan te sjorren, dat
het beestje wel door de knieën moest.
Nóg gaf ie niet op, hoewel ie nu geveld
in het gras lag. Zelfs vanuit deze mach
teloze positie, liggend op zijn zij, werkte
hij zich met golvende bewegingen als
een dolfijn van de grond.
Hij had in de strijd één hoorn verloren
en bloedde als een rund uit zijn voor
hoofd. Steunend en na-hijgend werd
stiertien afgevoerd naar de stal waar ie
thuishoorde, en waar hij zijn stalmaten
ongetwijfeld een fraai indianenverhaal
c.q. cowboyverhaal, zal hebben opge
hangen. Zijn hoorntje hebben we later
gevonden en als souvenir bewaard.
Toen ik na een paar maanden de boer
toevallig tegen het lijf liep, vroeg ik
hem of ie nog een goeie prijs voor het
dier had gemaakt. Hij lachte schalks en
zei: ,,'t Is 't 'beste paard van stal'.
Als je zo'n beest hebt laten zien wie
de sterkste is, wordt het een vriend
voor het leven, 't Is een brave borst
en hij eet uit je hand."
Prima, dacht ik, als het mijn appeltjes
maar niet zijn!
25