Zo maar in Zeeland...
„Opkomst van nylongaren gaf de grote
terugslag in eeuwenoude touwslagerijen
Zwemmen in Vlissingen in 1918 of daaromtrent
Augustinus van de Velde, touwslager in Nieuwvliet:
Tekst: mevr. Smit - Heyse.
Als kinderen van 4, 5 jaar gingen we
in zee zwemmen. En als je nog niet
kon zwemmen, dan ging je baaien. Maar
de onvolprezen badmeester Staal van de
Middelburgse zwemschool maakte je al
heel jong een zwemmer of een zwemster,
want hij was streng en je deed gewoon
je best. Dat moest wel in zo'n water
land.
We gingen naar Vlissingen met de
elektrische tram, of naar Domburg of
Zoutelande of Biggekerke met de stoom
tram. Vlissingen was dichterbij, dus
werd het meestal Vlissingen. Je had
witte sokjes aan en witte linnen schoe
nen, die op de een of andere manier
witgekalkt werden. Als je hard stampte,
vlogen er hele witte stofwolken van
je voeten. Je droeg een emmertje en
een schop. Tot op een zekere leeftijd
was die schop van hout, ijzer was ge
vaarlijk en was bestemd voor oudere
kinderen.
In Vlissingen was het veelal mooi weer
en dat is het nog, want het ligt pal
zuid. Je reed tot aan het eindpunt van
de tram en dat was dan bij de hoge
stenen trap naar de boulevard bij het
Strandhotel. Links en rechts zat een
stenen leeuw als versiering van die
stenen trap, van die echte afgezaagde
heraldische beesten. Ze zijn even weg
geweest en de trap zag er toen wel
kaal uit. Men zegt dat ze er weer staan.
Waarom geen walvissen of dolfijnen of
zeepaardjes. Enfin, dat moet de gemeente
Vlissingen weten.
Als we boven kwamen, staken we
de boulevard over en keken niet links
of rechts of er verkeer kwam, want er
was hoegenaamd geen verkeer. Om op
het strand te komen moest je weer
een trap af, een gewoon houten geval.
En op het strand gingen we meteen,
soms met grote tegenzin, iets graven
of opwerpen, totdat het grote moment
kwam dat je je in badpak mocht steken
in één van de rijtjes-badhokjes. Die bad
hokjes roken vies en daarom alleen al
was je vlug klaar.
Begeleidende kinderjuffen (ja, die wa
ren er toen) deden er langer over en
verschenen dan in de toen modieuze
zwarte tricot katoenen badpakken, zeg
maar badkostuums, afgezet met rode of
paarse bandjes, de broekspijpen kuis en
onflatteus halverwege de dij of lager.
En op het hoofd prijkte een bruine
rubber badmuts, bakkersmodel, later
vervangen door nog veel lelijkere rubber
helmen, meestal versierd met rubber
bloemen. Uit die muts kwam dan een
coquette haarkrul of sliert. Omdat bruin
toen nog niet mooi was, waren armen,
hals, rug en benen spierwit. Eiet geheel
een remedie tegen de liefde, behalve
natuurlijk als de juf jong en mooi was.
Maar dan staat ook alles.
Als je meer dan enkele meters in zee
was, floot de „badman", een in een
terracotta baaien uniform gestoken
vriendelijke, uiterst luie man op leeftijd.
Meestal konden ze niet of slecht zwem
men, vandaar dat vroege fluiten.
Na een kwartier zeewaardig bezig te
zijn geweest, ging je weer strand toe om
je ijlings af te drogen in dat muffe hokje
en je plakkerig en nat en zout weer in
je kleren te wringen. Soms mocht je
blootsvoets blijven, wat erg prettig was,
want probeer maar eens met plakkerige
voeten in terugstropende sokken en voch
tige linnen schoentjes vol met zand te
komen. Je kreeg limonade, gekocht aan
een strandtentje en at de eveneens zan
derig geworden, meegebrachte boter
hammen op, voorzover je ze niet stiekum
kon begraven.
Dat was Vlissingen. Ik heb er een
vreselijk verlangen naar toeterende boten
aan overgehouden. Die boten kwamen
en komen heel dicht langs de kust in
Vlissingen en riepen om een loods. Het
aanzwellende geluid van zo'n signaal is
sterk verbonden met mijn jeugd. Als
ik 's nachts een sirene hoor van een
fabriek, om de nachtploeg te verwisselen,
verbind ik er meteen een zeeschip op
de Schelde aan.
Ik sprak eens iemand, die geboren
en getogen was op Vlieland. Hij zegt
precies hetzelfde te ervaren.
Tekst: Oona Maartense - Glaser.
99
Foto's: Joop Uytdewilligen.
Een paar jaar geleden kon men de touw
slager Augustinus van de Velde nog bezig
zien met de top, het rad, de slee, oude
lappen, natte lappen en vele, vele draadjes.
Op een door de Z.L.M. georganiseerde land
bouwtentoonstelling in Wilhelminadorp,
blies hij zijn deuntje mee in het koor van
„antieke" ambachtslieden.
Ook op die dag werd hij trouw geholpen
door zijn altoos gereedstaande assistente,
zijn vrouw Catharina van de Velde - Oos
terling. Onder de verbouwereerde ogen van
almaar toesnellende toeschouwers, werd on
der duizenden in het stof dansende ve
zeltjes, menig draadje tot strengetje en
27