De ontmoeting met Willem België Antwerpse belevenissen: België viert dit jaar zijn 150-jarige onafhankelijkheid. Maar anderhalve eeuw „los" van Noord-Nederland be tekent niet, dat alle banden zijn doorgesneden. We zouden kunnen wijzen op de Benelux, het Belgisch- Nederlands cultureel verdrag, en de pas tot stand gekomen Taal Unie. Maar we zullen aan deze overigens belangrijke zaken in Zeeland Maga zine nu geen artikelen gaan wijden. Zeeuwen en zij, die nu Belgen he ten, onderhielden eeuwenlang behalve politieke en commerciële, ook inter-menselijke betrekkingen. Steden als Gent, Brugge, Antwerpen zijn geen „vreemd" gebied voor de inwoners van Zeeland. Menigeen van hier is er beter thuis dan in Am sterdam of Den Haag. Ook onze medewerker Joris van Hoedekenskere ging en gaat regel matig op bezoek bij onze Zuider buren. In dit en in een komend num mer plaatsen we van hem een paar verhalen, die hij jaren geleden schreef naar aanleiding van beleve nissen in Antwerpen. Tekst: Joris van Hoedekenskerke. Foto: Wim Riemens, Middelburg Een paar maal per jaar kom ik in België. Niet voor 't een of ander congres of zo, maar gewoon om daar bij vrienden heel burgerlijk een paar gezellige dagen door te brengen. Op een keer zou ik naar Temse gaan. Een stadje aan de Schelde, dat je vanuit Ant werpen kunt bereiken met een lawaaierig trammetje. Ik had nog wel een uur de tijd, voordat het trammetje van de linker Schelde-oever zou vertrekken. En dus stapte ik naar een friteskraam om m'n maag met een gekruid worstje in een goede bui te brengen. „Zij-de-ge van Olland, menier?" vroeg de man van 't patatstalletje. „Zeker, zunne menier", zei ik op m'n beste Antwerps, om maar te laten blijken, dat ik vandaag niet voor 't eerst hier was. „Ge zijt zeker geern bij ons, menier?" vroeg hij weer, vlaams-vrijmoedig. Deze oprechte belangstelling trof me. De vonk sloeg in 't kulturele gedeelte van m'n ziel. „Ik ben graag in Vlaanderen en ik houd van uw land. Onder andere, omdat ik veel van uw literatoren, zoals Hugo Claus, Mar- nix Gijsen en Willem Elschot heb gelezen," antwoordde ik in een kultureel hoog-Neder- lands. De man keek me tijdens deze wat sno bistische bekentenis vreemd aan. Maar bij 't horen van de laatste naam veerde hij op. „Ge kent ook den Willem, menier?" „Ach, kennen is 't woord niet," zei ik, „maar ik zou hem wel eens graag leren kennen." „Maor da's mogelijk, menier. Die is nie ver van 'ier. Ik breng u er seffens, zo ge wilt." De kans een Vlaams auteur te ontmoeten, mocht ik me niet laten ontgaan en daarom ging ik gretig op het spontane aanbod in. De man riep: „Veronica". En Veronica kwam en nam roodgelipt, witgejast en glim lachend z'n post over. „Dieën mens wil den Willem zien," was haar blijkbaar een vol doende verklaring. M'n nieuwe vriend leidde me door een wirwar van straten en straatjes, waarvan ik me alleen nog maar de Kathelijnestraat herinner, naar het doel. Daarbij aan één stuk door vaststellend: „'IJ ies groot, menier en bekend en beroemd. En 'nen fameuzen mens, menier, 'nen geweldenaor!" Ik beaamde alles gaarne, hoewel ik dat „geweldnaor" niet helemaal passend vond. Gezien de bescheiden wijze waarop Elschot altijd over zichzelf schrijft. Vreemd keek ik op, toen de man stilhield voor een kroeg, op welks ruit met grote paarse en groene letters vermeld stond: „Bij Mieke" En in kleinere letters links in de hoek: „Eigenaar: W. van den Enschot". Er stond niet bij of dat „eigenaar" op Mieke, dan wel op de kroeg sloeg... Het begon, wel wat laat overigens, tot me door te dringen, dat nauwe relaties tus sen een beroemd intellektueel en een een voudig patatverkoper, ofschoon zeer wel mo gelijk, ook in het gemoedelijke België geen dagelijkse zaken zijn. Ik wilde m'n nieuw bakken Antwerpse vriend niet beledigen door te zeggen, dat dit niet de Willem was, waarvoor ik belangstelling had. En dus ging ik dapper met hem mee naar binnen. Van Mieke geen spoor, wel veel bierdrinkende mannen-met-petten en achter de tapkast een reus van een kerel: „den Willem!" Uit de vaantjes en kasten met medaljes en be kers leidde ik bliksemsnel af, dat ik in het hoofdkwartier van de wielrennersclub „La Vitesse" was beland. „Dieën menier is van Olland en wil au zien, zunne Willem," zei m'n patatvriend. Ik had nu wel door met een wieier- autoriteit te doen te krijgen en wel één van 30

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1981 | | pagina 30