zo'n letterlijk groot formaat, dat goede
vrienden worden met hem me op dat mo
ment een levensbelang leek.
„Ik ben van een Hollandse plaatselijke
sportgazet," loog ik. „Ik wou van u gaarne
een vergelijkende analyse over de Belgische
en Hollandse wielersport."
De reus verstond m'n leugenachtige vol
zin en stak, terwijl hij me een glas „Export"
toeschoof, van wal. Ik kreeg m'n „analyse"
en hoe. M'n gids was zonder een woord
te zeggen of af te wachten, weer terug
gegaan naar z'n kraampje met patat en
Veronica.
Na drie kwartier was Willem uitgepraat.
Van een „tip", die ik hem aanbood, op ge
vaat af, dat al m'n frankskes er bij zouden
inschieten, wilde hij niets weten.
„Zend maor uw gazet met uwen artikel."
Dat beloofde ik hem.
Tot op heden heb ik mijn belofte niet
gehouden. Maar misschien krijgt „den Wil
lem" binnenkort toch nog een krant van
me
Alleen vraag ik me af, of 't dan nog
raadzaam voor me zal zijn, ooit bij hem
aan te wippen voor een „Export" of een
„filtre"
31