TJALKEN Tekst: J. Q. C. C. Becht. Illustraties: van de schrijver. Vraag een willekeurige Nederlander of hij enkele traditionele scheepstypen kent en tien tegen één, dat bij het antwoord de „tjalk" wordt genoemd. Bijna iedereen kent de Tjalk wel, al was het maar van de T.V.-reportages over het jaarlijkse skütsjes- silen, de traditionele zeilwedstrijd tussen 14 voormalige beurtschepen. Een evenement dat zo Fries is als de Elfstedentocht, het kievitseieren rapen (helaas!) en de Beren burg, het Friese nationale slokje. Toch is de Tjalk niet een scheepstype dat alleen in Friesland voorkomt. Tjalken kwamen voor in alle mogelijke afmetingen en op alle soorten vaarwater. Van de tjalkachtige Aalsmeerse bloemen- schuitjes die de bloemen van Aalsmeer naar de bloemenmarkt aan de Singel in Amster dam brachten tot de zeetjalken welke de vaart op zee, met name de kustvaart op Noord-Europa onderhielden. Te oordelen naar schilderijen en prenten uit voorgaande eeuwen is het model van de Tjalk al vele eeuwen bekend. De oude Vlaamse meesters beeldden al tjalkachtige schepen af op hun schilderijen. Hiëronymus Bosch schildert ze in de tweede helft van de vijftiende eeuw, steeds uitgerust met een spriettuig. Brueghel geeft er eveneens vele afbeeldingen van. Het is spijtig, dat er in die tijd weinig is geschreven over de scheepvaart en nagenoeg in het geheel niets over de scheepsbouw en de toen gangbare typen schepen. Gegevens moeten worden verkregen aan de hand van afbeeldingen van schepen op schilderijen en prenten. Helaas is niet altijd te achterhalen in hoeverre er door de schilders van de artis tieke vrijheid gebruik gemaakt is bij het weergeven van schepen. Hoewel de kunste naars bekend zijn die tevens liefhebber en in dit verband nog belangrijker ken ners van schepen waren en de schepen dan ook in juiste verhoudingen en met veel details weergaven, is dit niet altijd het geval. De bronnen zijn dus beperkt en niet altijd geheel betrouwbaar. Overigens worden tal van hiaten in de kennis van het oud-vaderlandse schip aangevuld door scheeps-archeologische vondsten. Befaamd zijn de vondsten van tal van indertijd op de Zuiderzee vergane schepen, welke na de drooglegging en het in cultuur brengen van de IJsselmeerpolders te voorschijn zijn gekomen. In het Museum voor Scheepsarcheologie te Ketelhaven (oostelijk Flevoland) zijn vele van de gevonden schepen en scheepsonder- delen, tesamen met een aantal scheepsin- ventarissen de oudste uit de 14e eeuw tentoongesteld. Onder de gevonden sche pen bevinden zich vele Tjalken en tjalk achtige schepen. Een scheepstype werd vroeger meesten tijds niet ontworpen, het evolueerde. Van de oorsprong van de tjalkachtige schepen be staat geen duidelijk beeld. Wanneer wij uit gaan van de Tjalk zoals wij die kennen, het zeilend vrachtschip dat tot om en nabij de Tweede Wereldoorlog vracht vervoerde door vrijwel geheel Nederland, is teruggaand in de geschiedenis wel een aantal verwante scheepstypen aan te wijzen. Onder meer de Vlaamse Pleit, een in Vlaanderen thuis horend scheepstype, dat meestal met vracht 00 Engeland voer, en de Galjoot, die veelal de vaart op West-lndië onderhield, en de Poon, een Zeeuws scheepstype, dat nauw verwant is aan de Tjalk (zie Zeeland Ma gazine, nr. 58, maart 1978). Verwant met de „moderne" Tjalken, de lange vrij smalle schepen met vlakke bodem en sterk ronde vormen in voor- en achter schip, zijn onder meer de Smakken en de Kofschepen. Beide typen waren forse sche pen, uitgerust met een grote mast en een kleine mast, de „druilmast" op het achter dek. Als vaargebied hadden de schepen het pehele kustgebied van de Oostzee tot Por tugal. De Smakken, in tonnage variërend van 70 tot 140 ton bevoeren ook wel de binnenwateren van Friesland en Groningen. De Kofschepen, met hun tonnage van 100 tot 300 ton waren bijna altijd forser dan de Smakken. Hoewel Smak en Kof boven de waterlijn een grote gelijkenis met de Tjalken vertoonden, waren er onder de waterlijn duidelijke verschillen aan te wijzen Ofschoon in een verhandeling over de scheepsbouw van het eind van de zeven tiende eeuw, „Architecture Navalis et Re gimen Nauticum" door Nicolaas Witsen de oudste bron waarin de Tjalk als scheeps type wordt genoemd wordt vermeld, dat Tjalken en dergelijke schepen met een „smakzeil" waren getuigd, wordt de Smak als scheepstype niet beschreven. „Smakzeil" was een andere, in de zeventiende eeuw veel gebruikte term voor sprietzeil. Toch moeten er omstreeks 1460 als smakschepen zijn geweest. Velius schrijft in zijn „Cronyk van Hoorn" daterend uit 1604: ,,'t jaar 1460, werden hier de eerste Carvielschepen ghemaeckt, als Boeijers, Smacken en dierghelijcke. De Smak heeft zich als scheepstype tot in de 19e eeuw gehandhaafd. P. Ie Comte ver meldt de Smak wel in zijn „Afbeeldingen van schepen en vaartuigen in verschillende bewegingen", een serie scheepsprenten uit 1831. Le Comte zegt van de Smak: „De zuster der koffen: deze vaartuigen mede onder de zeeschepen behoorende, zijn van verschillende grootte, en laden plm. van 35 tot 70 lasten, of 70 tot 140 tonnen. De équipage bepaalt zich met den kapitein van vijf tot zeven man. Zij bevaren de bogt van Frankrijk, Lissabon, Engeland en verder de Oostzee en de binnen-vaarwaters." De schrijver beschrijft de Kof als „zeer voordelige vaartuigen", die „thans menig vuldig in gebruik zijn en de Katten en Fluiten vervangen." Le Comte geeft onder meer een opsomming van het vaargebied van de Kof, die behalve de Europese kust wateren zelfs de Atlantische Oceaan scheen over te steken, getuige de passage „...ja zelfs heb ik dezelve (de Kof) te Rio de Janeiro, aan de kust van Brazilië, ontmoet". De schepen moeten goede zeilers zijn ge weest, zij het niet al te snel, die veel wind en golfslag konden doorstaan dankzij de 19

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1981 | | pagina 19