Antwerpse Belevenissen:
ANDRE VAN '0LLANB
België
IJzeren Groninger tjalk (naar E. W. Petrejus).
werden de gemotoriseerde Tjalken vaak ver
lengd, een operatie die in het begin van
de dertiger jaren ongeveer 200,per me
ter kostte: in de jaren vijftig waren deze
kosten al opgelopen tot 1.200,a
2.000,per strekkende meter. Ondanks
deze maatregelen konden de Tjalken de
concurrentie met de moderne motorschepen
niet aan. Al vóór de Tweede Wereldoorlog
stapten veel Tjalkschippers over op een
motorschip.
Een romantisch bestaan, dat van Tjalk-
schipper? Voor de liefhebbers van zeilen
en varen in het algemeen lijkt het
op het eerste gezicht wel mooi, zo'n varend,
vri' bestaan. Het schippersleven moet in de
tijd van de zeilvaart inderdaad wel vrij en
ongebonden zijn geweest, maar ook hard,
keihard. Toch hadden de meeste schippers
hun bestaan niet willen ruilen tegen een
leven aan de wal. Wie een niet-geroman-
tiseerd verslag over het leven aan boord
van zeilende binnenvaarders wil krijgen,
moet maar eens de boeken „Kop in de
wind" en „De laatste echte schippers: bin
nenvaart onder zeil" van Hylke Speerstra
lezen, waarin de auteur de schippers van
toen aan het woord laat.
De Tjalk is dood: leve de Tjalk! Vracht
vaart met Tjalken is weliswaar historie ge
worden, maar het varen met Tjalken geens
zins. In de tijd dat veel Tjalken hun werk
zame leven eindigden op de schroothoop,
mede „dankzij" sanerings- en sloopregelin-
gen uit de jaren zestig, begon de belang
stelling voor de geschiedenis van de oude
vrachtvaart toe te nemen. Na een aarzelend
begin in de zestiger jaren werden er gaande
weg steeds meer Tjalken en andere zeilende
vrachtschepen opgeknapt en in de originele
(zeilende) staat gebracht.
Met name in het IJsselmeer- en Wadden
gebied varen nu weer vele tientallen Tjalken
en Klippers rond met betalende lading,
maar nu met mensen in plaats van aller
hande vracht. De schepen zijn in het zomer
seizoen met schipper en al te huur. Op deze
manier kunnen de prachtige Tjalken, als
laatste vertegenwoordigers van een meer dan
drie eeuwen oud scheepstype, hopelijk nog
lang de Nederlandse wateren blijven be
varen.
België vierde in 1980 zijn 150-
jarige onafhankelijkheid. Maar ander
halve eeuw „los" van Noord-Neder
land betekent niet, dat alle banden
zijn doorgesneden. We zouden kun
nen wijzen op de Benelux, het Bel
gisch-Nederlands cultureel verdrag en
de tot stand gekomen Taal Unie.
Maar we zullen nu aan deze overi
gens belangrijke zaken in Zeeland
Magazine geen artikelen gaan wijden.
Zeeuwen en zij, die nu Belgen
heten, onderhielden eeuwenlang
behalve politieke en commerciële
ook inter-menselijke betrekkingen.
Steden als Gent, Brugge, Antwerpen
zijn geen „vreemd" gebied voor de
inwoners van Zeeland. Menigeen van
hier is er beter thuis dan in Am
sterdam of Den Haag.
Ook onze medewerker Joris van
Hoedekenskerke ging en gaat regel
matig op bezoek bij onze zuider
buren. Evenals in het vorige nummer
plaatsen we in dit nummer van hem
een kort verhaal, dat hij jaren
geleden onder een andere naam
schreef, naar aanleiding van bele
venissen in Antwerpen.
Tekst: Joris van Hoedekenskerke.
't Was koud op het Koningin Astridplein.
Huiverend zag ik rond, nog niet gewend
aan het temperatuurverschil tussen de be
nauwde trein, die ik zojuist had verlaten
en de kille atmosfeer van het dikwijls zo
zonnige Antwerpse stationsplein. Alles was
verder zoals altijd: de bussen naar de di
verse Vlaamse plaatsjes, het plantsoen, de
bioscopen en de café's.
Opeens zag ik een onbekend figuur vlak
bij de uitgang van de Middenstatie zitten.
De meeste lieden, die daar in de omgeving
frekwenteerden, kende ik wel. De oude ke
reltjes, die hun tijd op de banken rond
de lantarens doorbrachten met hun eeuwige
verhalen over „d'n oorlog van veertien
achttien", de buschauffeurs en de politie
agenten. Maar deze sinjeur uit de Sinjoren
stad was nieuw voor me.
Nieuw? Behalve dan die „Hollandse" vei-
lingkist, waarop in zwarte letters VVKB&O.
(Ik herinnerde mij, dat dit „Veilingsvereni
ging Kapelle-Biezelinge en Omgeving" be
tekende). De „koopwaar" die hij op een
op die kist uitgespreide krant had uitge
stald, was ook niet vreemd voor „Hol
landse" ogen. Een paar bosjes gerookte
paling en wat makrelen.
De man zelf was hoogstens een vijfen
dertig jaar oud en gehuld in een grijze
stofjas. Een kledingstuk, dat waarschijnlijk
om de leden van een Belgisch buschauffeur
betere tijden had gekend. Een alpinootje
kleefde achter op z'n hoofd. Een gedeelte
van het vlasblonde, sprieterige haar speelde
samen met de wind: miniatuur-korenveldje.
Hij deed geen moeite om z'n waren
want als zodanig bezag ik de vissen-op-
23