150 kV hoogspannngsiedtng
ondergronds
reservoir t200"m
Een impressie van de Watermijn. Heeft het plan Lievense een ruimtebeslag van honderden
hectares het voorraadbekken van de Watermijn is niet veel groter dan een normaal
boerenbedrijf. Het ruimtebeslag vindt ondergronds plaats!
niet voor. Echter, wijs geworden door de
strijd om een open Oosterschelde, besloot
Rijkswaterstaat ditmaal zijn technische ve
to's maar eens even te laten rusten. Men
maakte integendeel een positief en uitno
digend gebaar.
De studie-afdeling van de Deltadienst
bood aan, om op een voormalig werkeiland
in de Oosterscheldemonding een gigantisch
schaalmodel van een Markermeer te maken.
Dat kan toevallig zonder al te grote kos
ten, omdat er op het werkeiland in kwestie
een grote bouwput aanwezig is. Hier kan
men op kleinere schaal dan in de Marker
waard, maar op een voldoende schaal om
kosten/batenberekeningen te maken, expe
rimenteren. Het studieprojekt heeft intussen
de naam „Energo" gekregen. De deltadienst
neemt het „natte" deel van het werk voor
zijn rekening. De Provinciale Zeeuwse Ener
gie-Maatschappij krijgt het elektrische deel
van het werk te doen.
Windmolens?
Het zal van de beschikbare geldmiddelen
afhangen of het Energo-projekt net als
de Markerwaard van Lievense, van wind
molens wordt voorzien. Waarschijnlijker is
het, dat het spaarbekken in het metkwaar-
dige „watereiland" in de Oosterscheldemon
ding, met behulp van elektriciteit uit de
PZEM-centrales zal worden volgepompt. De
elektriciteit welke het watereiland op zijn
beurt door middel van waterkrachtturbines
kan produceren, gaat het net van de PZEM
in. Zelfs in deze situatie, waarbij het wa
tereiland geen gratis windenergie maar vrij
dure elektriciteit moet gebruiken, is het
Energo-projekt zinvol, zoals wij straks in
verband met het onderwerp „nachtstroom"
zullen aantonen.
Vast staat nu al dat de elektriciteit
welke op het watereiland wordt gemaakt,
duurder zal zijn dan „gewone" elektriciteit.
Dat is gemakkelijk te begrijpen. Het water
dat uit het hooggelegen bekken omlaag
vloeit en op zijn weg waterkrachtturbines
aandrijft, moet eerst tot verscheidene me
ters boven N.A.P. worden opgepompt. Ge
beurt dit oppompen door middel van wind
molens, dan zitten de bouwkosten van de
molens, alsmede hun onderhoud, in de uit
eindelijke kWh-prijs. Worden de pompen
door nachtstroom aangedreven, dan zit de
prijs van die stroom als een soort „brand-
stoffaktor" in de kWh-prijzen van het
Energo-projekt.
De windmolen kan alleen concurrerend
draaien, als de olieprijzen nog sneller stij
gen dan in de laatste jaren gebeurd is.
Maar zelfs dan is de omvang van het
Energo-projekt niet optimaal. Maar niet ge
treurd: het Energo-projekt hoeft zichzelf
niet te betalen. Het is immers een studie
projekt! Het Markerwaardplan moet wél
concurrerend ten opzichte van „normale"
elektriciteitsfabrieken zijn. Men vreest dat
dit onmogelijk zal blijken. Tenzij (natuur
lijk) de olieprijzen nóg gekker gaan doen!
De Watermijn.
Het Energoprojekt en het Markerwaard
plan zijn een soort waterkrachtcentrales,
die hun kracht niet uit een stromende ri
vier, maar uit de beweging van vallend
watei halen. Lievense brengt, om een hoog
teverschil teweeg te brengen, het voorraad
bekken op een zo hoog mogelijk niveau
10 a 12 meter in de Markerwaard.
Men kan het ook andersom aanpakken:
maak 'n voorraadbekken op maaiveldhoogte
en leg het opvangbekken ergens in de diep
te. Simpel voorgesteld zou men een meer
kunnen laten leeglopen in een verlaten
steenkolenmijn! Het water laat men onder
weg turbines aandrijven, die elektriciteit
maken. Als het meer leeg is, schakelt men
de waterturbines uit en zet pompen aan
het werk, die de mijn leegzuigen en het
water naar het meer terugvoeren. Het spel
kan nu opnieuw beginnen.
Behalve oude steenkolenmijnen komen
onderaardse holten, die je in Limburg aan
treft, in aanmerking als opvangbekken voor
een Watermijn. Maar ook de zoutlagen in
het oosten en noorden van ons land kunnen
geschikt worden gemaakt om onderaardse
opvangbekkens te huisvesten.
Voor de aanleg van één of meer „Water-
mijnen" bestaan diverse plannen. Er zijn
ideeën om de val van het water éénmaal
te benutten, maar er wordt ook gestudeerd
op mogelijkheden om de energie uit het
vallende water, op meer niveau's onder de
aarde „af te tappen", trapsgewijze desnoods
Een Watermijn is geen echte waterkracht
centrale. Men noemt hem dan ook „accu
mulatiecentrale". Anders dan in het plan
Lievense het geval is, wordt in de Water
mijn de elektriciteit die nodig is voor het
leegpompen van het opvangbekken, niet
door windmolens geleverd, maar door ge
wone elektrische centrales. Het idee is om
's nachts stroom uit het net te betrekken
en om overdag de elektriciteit welke uit
het vallende water wordt gewonnen, aan
hetzelfde net terug te leveren.
Deze schijnbare vestzak-broekzakpolitiek
heeft een belangwekkend aspect. Om dit
te begrijpen moeten wij iets meer over
„nachtstroom" zeggen.
Nachtstroom.
Nachtstroom is een verlegenheidsterm
voor elektriciteit die in de centrales is op
gewekt tijdens uren van een geringe vraag.
Dat is gewoonlijk in de nacht het geval,
als wij bijna allemaal op één oor liggen,
maar het kan ook tussen de middag of
in de vroege avond weieens het geval zijn.
Niemand zou ooit van nachtstroom heb
ben gehoord, als het mogelijk zou zijn om
28