Door zwaardere boomkorren:
Zeeuwse vissers vangen meer
bommen en mijnen op zee
elektriciteit zoals wij die gebruiken, in
voorraad te nemen. Elektriciteit moet ech
ter worden gemaakt op het ogenblik dat
de consumenten hun elektriciteit verbrui
kende apparaten inschakelen. „De centrales
volgen de wisselende vraag," zegt men
officieel.
Het zou prachtig zijn als de centrales
tijdens de stille uurtjes elektriciteit konden
maken, die op drukke uren „uit voorraad"
aan de verbruikers zou worden geleverd.
Maar helaas, zo is het niet. De gezamen
lijke centrales in Nederland moeten bere
kend zijn op het opvangen van de maximaal
denkbare vraag, ook al zou die maar ge
durende enkele uren optreden! Maar dit
betekent, dat er tijdens uren van een ge
ringe afname ('s nachts dus) een overschot
aan opwekvermogen is. Als het mogelijk zou
zijn om verbruiksuren overdag naar de
nacht te schuiven, zou dit automatisch lei
den tot een kleiner aantal elektriciteits
centrales. Deze installaties werden dan na
melijk op een veel rendabeler manier benut.
De Watermijn pakt het probleem dat
elektriciteit niet in voorraad kan worden
aangemaakt, bij de wortel aan. In plaats
van een voorraad elektriciteit aan te leggen,
maakt men gewoon een voorraad van een
bepaalde energiedrager, waaruit later elek
triciteit kan worden gemaakt: water! Men
slaat dus elektriciteit via een toepasbare
S.O.S. voor de
Zeeuwse vissersvloot
De toenemende vangsten van oor
logstuig in de laatste jaren treffen
vooral de boomkorvissers, waarvan
een groot aantal in Zeeland en Zuid-
Holland zit. Het zijn dus vooral de
tong- en scholvissers, die met zwaar
dere wekkers voor de boomkor vissen
op schepen met meer motorkracht,
die extra risico's lopen.
Vooral in het kustgebied kunnen
de marinemannen in Vlissingen te
hulp worden geroepen als dat nodig
is. Ook de marine begrijpt wel, dat
de praktijk vaak anders is. Er gaan
vaak vele kostbare visuren verloren,
als een mijnenveger uit Vlissingen of
Den Helder te hulp wordt geroepen.
Het is vooral wapentuig uit de
Tweede Wereldoorlog. De eerste ja
ren na de oorlog was het natuurlijk
vaak raak. Nu het nieuwe vistuig de
laatste jaren steeds zwaarder wordt,
neemt ook het aantal gevaarlijke
wapenvangsten weer toe.
tussenvorm op. Ook hier is het gevolg, dat
wij in Nederland minder „gewone" elek
trische centrales nodig zullen hebben, als
er één of enkele watermijnen komen. De
bereikbare brandstofbesparingen zijn ook
niet gering.
Nachtstroom is goedkoper in prijs dan
„gewone" stroom. Dat komt omdat een
centrale nooit onbemand is en omdat er
altijd wel enkele eenheden „op een laag
pitje" staan. Kostentechnisch bezien maakt
het niet veel uit als men 's nachts de
machines populair gezegd wat harder
laat draaien voor het maken van nacht-
stroom. Om te beginnen gebruikt men
hiervoor altijd de opwekeenheden met de
laagste brandstofbehoefte en bovendien
maakt het voor de levensduur van een
centrale weinig uit of hij ook 's nachts
een zeker vermogen levert. Vaak is een
gelijke belasting van opwekeenheden gun
stiger dan dat voortdurend bijregelen om
aan de wisselende vraag naar elektriciteit
te kunnen voldoen.
Een accumulatiecentrale kan tenslotte
nuttig worden gebruikt om elektriciteit die
schoksgewijze is opgewekt (b.v. door wind
molens) in de vorm van waterkracht op
te slaan. Eigenlijk maakt de watermijn ons
elektriciteitsopwekkingssyteem pas com
pleet. Om die reden gloort er enige hoop
bij ons, dat wij er in de toekomst meer
over zullen horen. In positieve zin!
De Mijnendienst van de Koninklijke Ma
rine heeft een dringend beroep op alle
kotter- en trawlervissers gedaan de komende
jaren extra voorzichtig te zijn met het
behandelen van opgevist wapentuig op volle
zee. Uit onderzoek blijkt, dat de laatste
tijd veel mijnen, bommen, torpedo's en
granaten, die worden opgevist, nog in zeer
goede conditie verkeren, dus levensgevaar
lijk zijn.
Als gevolg van nieuwe visserij-methoden,
zwaardere wekkers voor de boomkor en
grotere motorkracht van vele nieuwbouw-
schepen, blijken meer verzande projektielen
uit de zeebodem te worden geploegd. De
schrobnetten snijden dus in de jacht op
tong, schol en andere platvis, dieper in
de zeebodem. Het gevolg is, dat ook meer
projektielen, die vrij goed geconserveerd
onder het zand zaten, nu in de schrob
netten komen.
In het zojuist verschenen blad „Visserij"
van het Ministerie van Landbouw en Visserij
zegt de marine-specialist P. J. Struik, dat
het opvissen van deze bommen en mijnen,
die jarenlang in de bodem verborgen ble
ven, nu plotseling door het zwaardere vis
tuig aan de oppervlakte worden gebracht.
Een ander verschijnsel is, dat er op de
zeebodem ook „wandelende duinen" zijn,
die door bepaalde stroomveranderingen hun
verborgen wapentuig plotseling prijs geven.
Vooral boomkorvissers lopen dus extra ri
sico's, omdat zij met hun zware wekkers
dieper door de zandbodem ploegen. Alleen
al in 1980 heeft de Mijnendienst van de
Marine met uitvalsbases in Den Helder
en Vlissingen 486 meldingen op zee en
langs de kust (op de stranden en strek
dammen) binnengekregen.
Het gaat vooral om oude munitie uit
de Tweede Wereldoorlog: mijnen, diepte
bommen, torpedo's, granaten, maar ook
modern wapentuig zoals oefenraketdiepte-
bommen, oefenmijnen en ander wapentuig.
Volgens deze marine-officier liggen er op
het continentaal plat van de Noordzee nog
zeker 100.000 mijnen en vele honderddui
zenden bommen en granaten. Op de zee
bodem is het meeste oorlogstuig ongevaar
lijk, maar eenmaal opgevist in het net of
aan boord, wordt de zaak gevaarlijk. Een
geluk is vaak, dat schippers of hun zonen
op de vissersvloot bij de marine hun dienst-
tiid hebben doorgebracht en van wanten
weten.
Aan de andere kant moeten deze pseudo-
specialisten zich niet laten verleiden eens
te onderzoeken wat voor spul het precies
is. Explosieven kunnen tot ontploffing ko
men door stoten, schokken, geluid, warmte,
uitdroging en onoordeelkundig sleutelen.
De schippers moeten zich wel realiseren,
dat met het beëindigen van de vergoe
dingsregeling aan de vissers, het resterende
wapentuig in zee beslist niet ongevaarlijker
is geworden.
Nu blijkt, dat het zwaardere vistuig die
per in de zeebodem woelt, waar het wa
pentuig is weggezonken, is het zaak dus
extra voorzichtig te zijn. Wapentuig, dat
vele jaren enigszins geconserveerd in het
zand van de zeebodem verborgen bleef, is
dubbel gevaarlijk.
Enkele jaren geleden is de vergoedings
regeling voor onvisbare uren (als bijv. een
mijn of bom werd opgevist) afgeschaft. Het
was een bezuinigingsmaatregel. Het gevolg
is natuurlijk, dat vele vissers de marine
niet meer waarschuwen, maar het spul (als
ze lekker vis vangen) weer zo snel mogelijk
overboord zetten. Het is dus een zuinig
heid, die de wijsheid bedriegt. De volgende
vissersman krijgt het spul dan zeker in
zijn netten, als hij dezelfde strook afvist.
Het lijkt een uitzichtloze zaak.
Er is beslist geen vissersman meer te
vinden, die niet een keer wat oorlogstuig
heeft opgevist. Ongelukken zijn er diverse
geweest. Uit 1977 zijn nog twee gevallen
bekend, waarbij de bemanning van een
kotter uit Goedereede ernstig letsel opliep.
Ook een explosie voor Westkapelle ligt nog
vers in het geheugen.
De marine weet drommels goed, dat
opgevist wapentuig vaak snel weer over
boord wordt gekieperd. Men wil er snel
van af. Het te hulp roepen van de marine
(zonder enige vergoeding) gaat ten koste
van kostbare vistijd. In het verleden was
het trouwens vaak de harde praktijk, dat
de marine wel voor een vergoeding te hulp
werd geroepen als er slecht gevangen werd.
Als er veel vis verschalkt werd, was het
nog altijd voordeliger de projektielen maar
stiekum weer overboord te zetten.
De Mijnendienst van de Marine geeft in
de nieuwe instruktie aan de vloot een
aantal wenken en afbeeldingen van het
spul, dat ze kunnen opvissen. In geval van
twijfel kan de marine altijd via Radio
Scheveningen te hulp worden geroepen. De
marine waarschuwt nooit zelf te experi
menteren.
Tekst: Cor van Heugten.
29