Monumenten onder zeil
Tekst: J. P. van den Broecke.
Inleiding.
Sinds een jaar of zeven kan het weer
voorkomen, dat ergens in een haven of op
een binnenwater gerestaureerde oude bin
nenvaartschepen liggen of zeilen. Het kun
nen tjalken zijn en klippers, hagenaars, steil-
stevens of IJsselaakjes. Vooral als de zeilen
er goed bijstaan, zijn ze voor de ware lief
hebber een lust voor het oog. Ze zijn als
het ware de herboren vertegenwoordigers
uit een tijdperk dat reeds achter ons ligt.
Er is een tijd geweest, dat de zeilschip
pers met hun schepen van velerlei soort
en afmetingen het aanzien in onze havens
bepaalden en onze wateren verrijkten door
hun zeilenpracht. Al in de 13e eeuw was er
sprake van een drukke scheepvaart op En
geland. Veel van deze schippers hadden hun
thuishavens in Zeeland. Ook de binnenvaart
kwam in de middeleeuwen tot grote bloei.
Voor Zeeland in het bijzonder was het ver
keer te water erg belangrijk. Het aantal
Foto's: van de schrijver.
scheepstypen dat in de vrachtvaart werd
gebruikt, was toen nog erg groot.
Dat blijkt onder meer uit een overzicht
van de scheepvaart door de stad Gouda.
Onder de 429 schepen die gedurende een
bepaalde periode werden geregistreerd, be
vonden zich niet minder dan 23 verschil
lende typen. Het merendeel bestond uit
poonschuiten, gevolgd door kofschuiten,
kromstevens, damschuiten, rijnschuiten,
snebbeschuiten en turfijkers. De kromstevens
kwamen voornamelijk uit Zeeland en Bel
gië. Als thuishavens voor de Zeeuwse sche
pen worden vermeld Goes, Nieuwerkerk,
Oost-Duiveland (Bruinisse) en Tholen. Het
valt op dat geen enkel schip afkomstig
was uit het noorden van ons land.
Ook gedurende de 18e eeuw waren in
ons land de voor het vervoer van goederen
goed bruikbare wegen nog betrekkelijk zeld
zaam en bleef men dus voornamelijk op
vervoer per schuit aangewezen. Water was
er genoeg en ook de wind was gratis voor
de schippers beschikbaar. Eeuwenlang heb
ben ze ervan geprofiteerd. In die tijd hebben
zowel de schepen als de zeilen een ont
wikkelingsperiode doorgemaakt als gevolg
waarvan in de vorige eeuw als meest be
kende type de bezaan getuigde houten tjalk
o.ntstond. Heel wat bekende schilders uit
die tijd kozen vaak tjalken als onderwerp
en wisten de fraaie lijnen ervan op mees
terlijke wijze weer te geven. Het hierbij
afgedrukte havengezicht is er een fraai voor
beeld van.
In dit verhaal mag, naast de tjalk, echter
ook de poon niet onvermeld blijven. Temeer,
omdat deze schepen niet eens zo lang ge
leden nog bekende verschijningen waren
op de wijde Zeeuwse en Zuidhollandse stro
men. Ponen werden in verschillende afme
tingen gebouwd, voornamelijk op Zuidhol
landse werven. Ze vielen op door hun ge
bogen, van boven sterk naar binnen val
lende puntige voorsteven en waren bo
vendien veel sterker gezeegd dan de tjalk.
De zogenaamde kromsteven, een scheeps-
type dat eveneens werd vermeld bij het
overzicht van de scheepvaart door de stad
Gouda, moet sterk verwant zijn geweest
aan de latere poon. Ponen waren verder
korte sterk gebouwde schepen, aanvankelijk
van hout, maar later ook in ijzeren uit
voering. Bij harde wind konden ze lang van
top blijven zeilen, maar snelle zeilers waren
het nochtans niet. De grootste ponen wa
ren de Zeeuwse. Ze onderhielden vooral het
vrachtverkeer met Brabant. Dordrecht en
Rotterdam. Men kon ze daar vaak met tien
tallen aantreffen, meestal in frisse kleuren
geschilderd. Daarbij was groen vaak de
hoofdkleur, afgezet met wit, rood of geel.
In mijn jeugd voeren nog enkele poonsche
pen. Motoren zijn er echter nooit in ge
bouwd en omstreeks het begin van de jaren
twintig waren ze van de Zeeuwse stromen
verdwenen.
Wie schetst echter mijn verbazing, toen
ik de hierbij afgedrukte foto in handen
kreeg van een echte gerestaureerde poon,
afgemeerd in Amsterdam tijdens de mani
festatie Sail '80. Alleen de witte kleur doet
wat vreemd aan. De eigenaar is zo verstan
dig geweest om naast de mast een zeillier
te plaatsen. Zelf heb ik op de poonschepen
de zeilen nog echt zien hijsen. Maar een
beulswerk was het wel.
Tegen het eind van de vorige eeuw ont
stonden nog enkele andere typen binnen
vaartuigen, waarvan de klipper wel de
meest bekende was. Klippers zijn alleen in
ijzer gebouwd. Het waren snelle zeilers.
Op de grotere klippers stonden twee masten.
De achtermast was voorzien van een steng.
Bij straffe wind en van de top zeilend, kon
den ze een hoge snelheid ontwikkelen. Dat
stelde deze schepen in staat om tegen-
strooms rivieren op te zeilen.
Tjalken en andere binnenvaartschepen.
In het tweede kwart van de vorige eeuw
werden tjalken nog overwegend gebouwd in
Groningen en Friesland. Men bouwde ze in
velerlei maten, variërend van 32 tot meer
dan 120 ton laadvermogen. In Groningen
gebruikte men de kleine tjalken meestal
voor het vervoeren van aardappelen en turf
binnen de provincie. De grotere schepen
van 80 tot 140 ton waren bestemd voor
de landelijke vaart. De Groninger tjalk was
te herkennen aan een vloeiende zeeg die
doorliep van voorschip tot achterschip. In
Groningen werden bovendien nog zware zee
gaande tjalken gebouwd ten behoeve van
de kustvaart.
In Friesland werden vooral kleine tjalken
gebouwd voor het vervoer van goederen
binnen de provincie. Grote tjalken ten be
hoeve van de landelijke vaart bouwde men
19