er ook wel, maar in mindere mate dan in Groningen. Friese tjalken waren strak van lijn, alleen de voorsteven liep duidelijk op. Tjalken voor de kustvaart zijn in Friesland vrijwel niet gebouwd. Het waren niet alleen werfbedrijven in Groningen en Friesland, waar tjalken wer den gebouwd. Ook in het zuidwesten van Drente en het noorden van Overijssel ont stonden naderhand werven die zich toe legden op de bouw van houten schepen. Aanvankelijk bouwde men er pramen, waar uit zich tenslotte een voor die streek ken merkend type tjalk ontwikkelde. Ze waren strak van lijn en hadden dus veel minder zeeg dan de tjalken die in Groningen of Friesland werden gebouwd. Bekende scheeps werven waren destijds gevestigd in Meppel, Hoogeveen. Zwartsluis en Hasselt. Wie mocht menen dat ook in het water rijke gebied van de Zeeuwse en Zuidhol landse eilanden tjalken zijn gebouwd, komt bedrogen uit. Wellicht is in West-Brabant wel eens een enkele tjalk gebouwd, maar Paviljoentjalk onder zeil. over het algemeen lieten de Zeeuwse schip pers hun schepen bouwen op Zuidhollandse werven. Vooral de familie Boot had een goede naam. Hun bedrijven waren gevestigd in Woubrugge, Alphen a/d Rijn en Vrijenban. Voor Zeeuwse rekening zijn daar vooral pa viljoentjalken gebouwd. Ook kochten Zeeuwse schippers wel tweedehands tjalken van Groningse of Friese makelij. Omstreeks 1880 begon men ijzeren tjalken te bouwen. De modellen veranderden weinig, de konstruktie daarentegen onderging een ingrijpende verandering. De houten schepen verdwenen daarna van lieverlee uit onze binnenwateren. Sommige houten tjalken hebben het nog wel een aantal jaren weten vol te houden. Ik heb er omstreeks_1920 enkele gekend die nog in de vaart waren. In geladen toestand waren ze meestal zo lek, dat er regelmatig moest worden ge pompt. Bij die oldtimers was het met recht pompen of verzuipen. Naast ijzeren tjalken voeren er van on geveer 1890 af ook één- en tweemastklippers in de landelijke vaart, benevens een aantal overgangsvormen zoals de stevenaak, de hasselteraak en de klipperaak. Daarnaast bleef door de jaren heen de tjalk het Ne derlandse binnenvaartschip bij uitstek, dat zijn oervorm kreeg in een ver verleden en zijn latere ontwikkeling te danken had aan bekwame schepenbouwers, daarbij gesteund door de onmisbare aanwijzingen van vak bekwame schippers. Deze aanwijzingen be troffen uiteraard zowel de romp met toe behoren als de tuigage. Wat had een schip per aan een mooi schip, als de zeilen er niet goed bijstonden. De inbreng van de zeilmaker was daarom even belangrijk als die van de werfbaas. De vrachtvaart. In de landelijke vaart vervoerden de schip pers velerlei goederen, zoals landbouwpro- dukten, steen, rijshout, materialen voor weg onderhoud en huizenbouw, zand. grint, ge zaagd hout, boomstammen, steenkool, turf en mest. Naast vervoerders traden ze vaak Een gerestaureerde poon tijdens de manifestatie Sail 80, afgemeerd in Amsterdam. De Friese tjalk Zuiderzee, getekend door W. J. Dijk en overgenomen uit diens boek „De schoonheid onzer binnenschepen". Aan de voorsteven is duidelijk de Friese makelij te herkennen. 20

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1981 | | pagina 20