met de opdracht daarop de beeltenis van Maria te schilderen. Blij met deze opdracht beklom de jonge man de trap naar de zolder en toog aan het werk. Tegen etenstijd riep de vrouw van de schilder hem aan tafel. Toen ze geen antwoord kreeg en daarna op de zolder ging kijken, bleek de nieuwe knecht spoorloos te zijn verdwenen. Zijn werkstuk lag echter klaar. De schilder was er zeer over te spreken en de opdrachtgever schonk het schilderij aan de parochie Vrouwen polder, waar het een plaatsje kreeg in de kerk. Van de geheimzinnige maker werd nooit meer iets vernomen. De hiervoor vermelde gebeurtenis is één van de lezingen die omtrent de oorsprong van het misterie van Vrouwenpolder de ronde doen. Er zijn echter nog verschillende variaties die wel gemeen hebben dat ze op hetzelfde neerkomen. De meeste lezers zul len hun twijfels hebben over de juistheid van de geschetste gebeurtenissen, maar ze dienen natuurlijk wel te worden beoordeeld tegen de achtergrond van de tijd, waarin ze ontstonden. Vanaf het tijdstip dat het schilderij met de beeltenis van Maria een plaats had ge kregen in de parochiekerk van Vrouwen polder, schijnt het tevens de betekenis van een mirakel te hebben verworven. Zo werd Onze Lieve Vrouwen van de Polder een genade-oord, waar op 15 augustus de dag van Onze Lieve Vrouwe ter Hemel opneming een plechtige ommegang plaats vond. Tijdens die ommegang werd ook het schilderij in de stoet meegedragen. Van heinde en ver kwamen ook op andere da gen pelgrims naar de kerk van Vrouwen polder om er Maria te vereren. Van hen kwamen sommige alleen en andere weer in kleine groepen. De pelgrims reisden bij voorkeur te voet, sommigen liepen zelfs bar revoets. Gestoken in boetekleed legde menigeen de lange weg naar Vrouwenpolder vaak biddend af. Naast de gewone man kwamen er echter ook lieden van aanzienlijken huize naar de polder. Zo verscheen de Duitse keizer Sigis- mund er in 1417 om boete te doen. In het jaar daarvoor was hij, samen met graaf Willem VI, naar Engeland overgestoken om te proberen een vrede tot stand te brengen tussen Engeland en Frankrijk. Op de terug reis geraakte hun schip in moeilijkheden. Nadat ze beloofd hadden een bedevaart naar de polder te zullen maken, kwamen ze veilig aan wal. Van deze gebeurtenis schilderde Jan van Eijck een miniatuur, dat naderhand in Turijn verbrandde. Nadat Walcheren op 15 november 1437 door overstromingen was geteisterd, kwam Filips de Goede, graaf van Holland en Zeeland, eveneens in Vrouwenpolder boete doen. Hij offerde er een waskaars van meer dan honderd pond. In het bijzonder op zeelui had het genade oord grote aantrekkingskracht. Zij immers verkeerden op zee vaak in groot gevaar. Als de nood hoog was gestegen, smeekten ze om hulp en beloofden ze een bedevaart te zullen maken. Vooral zeevaarders uit Spanje, Portugal, Bretagne en Frankrijk kwamen in de polder boete doen. In die tijd waren Arnemuiden, Middelburg en Veere belangrijke handelsplaatsen. Van daaruit nam de tocht naar Vrouwenpolder niet al te veel tijd in beslag zodat ze vóór de afvaart van hun schip weer aan boord terug konden zijn. Zondaars konden vroeger volgens het ker kelijk recht en naderhand ook volgens het wereldlijk recht worden veroordeeld tot het maken van bedevaarttochten. In het vonnis werd dan wel de plaats aangewezen, waar ze heen moesten. Zodoende vonden ook booswichten en andere zondaars hun weg naar Vrouwenpolder. Nadat ze er boete hadden gedaan, keerden ze met verlicht gemoed weer huiswaarts. Of de spijtgevoe- lens van deze kategorie gedwongen boete doeners altijd even oprecht zijn geweest, mag worden betwijfeld. Een laatste groep die vaak in grote getale het genade-oord bezocht, was die der kreupelen, blinden, doven, stommen of met andere kwalen mis- deelden. Bij het wonderbaarlijke schilderij baden ze om genezing. Van de gevallen waarbij het wonder zich inderdaad aan één van hen had geopenbaard, werden in het mirakelboek de bijzonderheden opge tekend. Omstreeks 1462 vestigden zich de regu liere kanuniken van St. Augustinus in een klooster te Vrouwenpolder. Ze behoorden tot het kapittel van het klooster Sion in Delft. Gillis van Arnemuiden wees hen eerder namelijk in 1438 het kasteel Te Mortiere als klooster toe. Toen de toe stand door de voortdurende oeverafslag daar te onveilig was geworden, bood Hen drik van Borsele hen een gebouw in Vrou wenpolder aan. In 1552 werd het klooster daar opgeheven. Er woonden toen nog slechts drie monniken in. Het verlaten klooster werd naderhand gekocht door de Veerse baljuw Jerome de Roulé. Na diens dood werd het gebouw in 1573 gesloopt. Het ligt voor de hand dat de stroom bedevaartgangers destijds in Vrouwenpolder grote welvaart bracht. In die voorspoed deelde ook de kerk. Giften van dankbare pelgrims droegen ertoe bij dat het kerkelijk bezit uitgroeide tot ruim 31 ha bouwland, 10 gemeten boomgaard en 4 gemeten dijk- zetting omstreeks het jaar 1500. Na de hervorming verloor Vrouwenpolder zijn betekenis als genade-oord. In de jaren zeventig van de 16e eeuw schijnt de kerk in brand te zijn gestoken door „een bende woestelingen" uit Veere. Het wonderbaar lijke schilderij bleef gelukkig gespaard. Kerkrovers verkochten het aan baljuw Par- duyn uit Veere voor een koppel schapen. In de kerk van Vrouwenpolder kwam het niet meer terug. Het verdwenen schilderij. Vermoedelijk werd het oorspronkelijke schilderij, dat vanaf het midden van de 14e eeuw in de „polrekerc" werd vereerd, om trent het jaar 1500 door een ander eksem- plaar vervangen. Ofschoon de feitelijke ge gevens ontbreken, bestaat niettemin het vermoeden dat de eerste kerk van Vrouwen polder als gevolg van een overstroming kort na 1450 werd verwoest. Omstreeks 1500 zou er een nieuwe kerk zijn gebouwd die van een tweede miraku- leuze schilderij werd voorzien, die tenslotte in handen kwam van de Veerse baljuw Par- duyn. Diens kleindochter Johanna Haccou te Vrouwenpolder zou het hebben geërfd. In wiens bezit het daarna is gekomen, is onduidelijk. Blijkens een akte van verkoop, in 1662 opgemaakt door notaris P. Drabbe te Middelburg, kwam Jonkheer Pieter van Borsele Van der Hooge in het bezit van een „seker Marijbeeldeken, dat van seer oude tijden heeft geweest in de kerk van Vrouwenpolder". De verkoper was Daniël Panneel, advokaat te Utrecht. Op welke wijze en wanneer het schilderij in diens bezit was gekomen, is verder niet bekend. De nieuwe eigenaar overleed in december 1679, waarna zijn zoon Philips zich in Brugge vestigde. Ook het schilderij werd meegenomen. Door vererving kwam het via de Brugse families De Croeser de Ber ghes en Van Caloen de Basighem tenslotte in het bezit van Julien van Caloen, burge meester van Varsenare, bij wie het in 1926 bij toeval werd ontdekt. 15

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1981 | | pagina 15