interesseerden: „Als de cursisten de techniek van het kruisnetje maken te pakken hebben, laat ik ze eiernetjes maken. Dat is om rond te leren breien. Je kan trouwens ook op die manier leuke boodschappentassen, bloemenhangers en manden maken. Als ze eenmaal rond kunnen breien, kunnen de miniatuurfuikjes opgezet worden. Omdat je hier veel te maken hebt met een volk van schippers en vissers, inte resseert de mensen alles wat met die vis serij en die scheepvaart van doen heeft. Daarom vinden ze het leuk om dingetjes in die geest te maken. Met de vissers is dat natuurlijk een andere zaak, die komen hier met kapotte netten en dan leer ik ze dat te herstellen." Eén van de jongere bezoeksters van de groep zoekt een schaar om een touwtje af te knippen. Jan heeft er één voor dagelijks gebruik op zak: „Deze handwerkgroep had werk van mij gezien op een tentoonstelling in het bejaardendienstencentrum „De Goe- dertijt". Ze waren er zo door geboeid, dat ze mij gevraagd hebben om hen ook die techniek bij te brengen." Knooptechniek. Het handwerkuurtje (van zo plusminus half zeven tot half negen, negen uur) loopt ten einde. Jan en ik wandelen naar zijn huis. Daar zal ik een betere indruk krijgen van zijn nijverheid. In de woonkamer maak ik voor het eerst kennis met de produkten van zijn knooptechniek. Geknoopte kurke- zakjes, allemanseindjes om een scheepsbel aan op te hangen, geknoopte sleutelhangers en een geknoopte poef. Nog wat vermoeid van de wandeling laat Jan zich in zijn stoel zakken. Met een zachte, omfloerste stem praat hij: „Acht jaar geleden ben ik in het zie kenhuis met touwknopen begonnen. Ik bleef met mijn hoofd almaar in die sfeer van de scheepvaart zitten, zo zelfs dat ik er 's nachts niet van kon slapen. Dan zag ik mijn vader bezig met het maken van kurke- zakken. Die kurkezakken hingen aan de scheepsreling. Op die manier voorkwam je dat schepen bij het aanmeren tegen de wal aanstootten en beschadigden. Het eerste kleine kurkezakje dat ik maakte mislukte. Maar ik bleef proberen en uiteindelijk kreeg ik de juiste knooptechniek weer te pakken." Tal van kleurige resultaten van de knoop techniek sieren de huiskamer. Met de wijs vinger drukt Jan puntjes in zijn kin. Hij mijmert eerst voor zichzelf en duikt dan diep in zijn zee van herinneringen: „Toen er aan boord van de schepen nog geen radio en televisie bestond, was knopen een manier om je vrije tijd aan boord te doden. Het was een sport om te weten, wie het snelste kon knopen en wie de meeste kno pen kende. Kruisknoop, Turkse knoop, halve schild, hanepoot, mastworp, paalsteek. Met veel fantasieknopen daagde je elkaar dan uit. Mijn vader die kon zo vlug knopen, dat je er geen kijk op had, hoe hij het deed." Voor zich uitstarend: „Schiemanswerk noemden ze dat. Die uitdrukking komt nog uit de oude zeilvaart. Als je niks te doen had, liep je te schiemannen. De volksmond noemde dat knoopwerk van zeelieden toen „Schiemanswerk". Jan laat me een pas begonnen stukje knoopwerk zien, dat aan de deurpost hangt. „Aan boord van de schepen ging er nooit een stukje touw verloren. Als kleine jongen leerde je al op de dubbeltjes te passen en maakte je zelf het touwwerk, dat je aan boord van de schepen nodig had. Lussen en stroppen. Tegenwoordig wordt alles in de scheepswinkel gekocht." Basisschool. „Weet je wat ik zo leuk vind," zegt Jan overschakelend op een ander facet van zijn tijdsbesteding: „Lesgeven in knooptechniek op de Rooms-Katholieke Basisschool in Breskens. Het is stik leuk om die kinderen met hun vragende ogen en gezichten de grondbeginselen van dat oude ambacht bij te brengen. Ik had zes jaar geleden nooit gedacht, dat dat zo leuk zou zijn. Die kin deren komen zo spontaan op je af. Als ik eens verhinderd ben en of als ze eens een andere vorm van handwerk krijgen, dan zeggen ze: 't Is geen pest. Jan is er niet." Met zijn gezicht gericht op de vele in hout uitgesneden schepen: „Dat knoop- en breiwerk is voor mij soms erg inspannend. Als ik me echt niet goed voel, dan lukt het niet. Dan heb ik echt moeite om mijn spieren na het breien en knopen te ont spannen. Dan ben ik blij, dat ik de mo gelijkheid heb om me bij pastoor Giellet wat te kunnen ontspannen. Door het kontakt met de mensen, die ik bij afwezigheid van de pastoor vertel over de kerk en zijn uit houtsnijwerk gesneden beelden. En door zelf wat aan houtsnijden te doen." Met een beetje weemoed in zijn stem besluit Jan: „Nu ik ver van de haven woon, kan ik niet elke dag naar het water kijken. Dat is teveel lopen voor me. Toch zou ik hier ook niet meer weg willen, want het bezig zijn bij Omer Giellet, het kontakt met nieuwe mensen, de omgang met de schoolkinderen en de handwerkclub in de soos, zijn nu een deel van mijn leven ge worden." 27

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1981 | | pagina 27