WEST VOORN "Verklaring. schor en- sït'Je WAJ verdronken en nooit herrcnmns/igrandeny. lit WA. AA. Art Plaat van het eiland Goeree met omgeving naar de toestand omtrent het jaar 1300. Overgenomen uit de atlas, behorend bij A. A. Beekman, Waterbouwkunde, afd. polders en droogmakerijen. lijke gegevens zijn we geneigd de betrouw baarheid ervan in twijfel te trekken. Niet temin is uit muntvondsten gebleken, dat er toen sprake geweest moet zijn van een nederzetting uit de Romeinse tijd, die door de bewoners van Goedereede destijds „De oude wereld" werd genoemd. Uit een opgraving die in de jaren 1958/ 1959 vanwege de Rijksdienst voor oudheid kundig bodemonderzoek werd uitgevoerd, bleek inderdaad de aanwezigheid van een voormalige Romeinse nederzetting. De vind plaats ligt in de oude Oostdijkpolder. Uit het onderzoek bleek dat ter plaatse eertijds een 16 m brede kreek heeft gelegen, waar van de wanden door een beschoeiing tegen afslag waren verdedigd. De nederzetting lag aan weerszijden van deze kreek. De oudste bewoning wordt gedateerd op 75 na Chr. In het derde kwart van de derde eeuw schijnt de nederzetting te zijn verlaten, vermoedelijk als gevolg van de inmiddels begonnen Duinkerke II overstromingen. Ook ten westen van Ouddorp zijn voorwerpen opgegraven die dateren uit de Romeinse tijd. Tijdens de Duinkerke II overstromingen die omstreeks 250 na Chr. moeten zijn begonnen, ontstond tussen Goeree en Over flakkee een zeer brede scheidingsgeul. In het westen van Goeree werd langs de Noordzeekust een rij lage duinen gevormd, terwijl omstreeks het jaar 600 direkt om de plaats waar later Ouddorp zou ontstaan een andere duinenrij ontstond, met een uit loper in oostelijke richting. Door verstuiving over de aanwezige kleilaag, breidde dit duingebied zich daarna in oostelijke rich ting uit. Gedurende de eeuwen dat zich onder in vloed van de Duinkerke overstromingen op Goeree allerlei veranderingen voltrokken, bleef Overflakkee als maagdelijk gebied nog vrijwel ongerept. De veenvorming, die er veel vroeger begon, nl. omstreeks 2300 voor Chr., eindigde er bovendien veel later, nl. omstreeks 1000 na Chr. Daardoor was het veenpakket er ook veel dikker dan op Goe ree. Nog voordat men op Overflakkee met het bedijkingswerk begon, werd het gebied al op uitgebreide schaal ontveend. De wordingsgeschiedenis van Goeree- Overflakkee. Omdat Goeree al in de vroege middel eeuwen door duinen werd beschermd, kon het oude land van Diepenhorst, dat zich uitstrekte aan weerszijden van het tegen woordige Ouddorp, ook het eerst worden bedijkt. Onder invloed van westelijke winden was daar in de loop der jaren een licht- golvend landschap ontstaan van overge- stoven zand dat de kleilaag bedekte. Ver moedelijk vond de bedijking van dit gebied plaats in de tweede helft van de 12e eeuw. Vlaamse abdijen bezaten er toen al land. Zo schonk Badeloch van Diksmuide nog voor 1165 het eiland Bommenede met enig land op Westvoorne (Goeree) aan de abdij van Ten Duinen en bevestigde op 29 no vember 1189 paus Clemens III de abij van Ter Doest in haar bezittingen, onder meer in Westvoorne. Goeree heette dus vroeger Westvoorne. Later geraakte die naam in het vergeetboek. Vermoedelijk hebben de abdijen van Ten Duinen en Ter Doest in de vroege bedij kingen op Goeree een belangrijke rol ge speeld. Kort na de bedijking van het Oude Land van Diepenhorst werd het oostelijk daaraan sluitend gedeelte bedijkt dat als de polder Oude Oostdijk de geschiedenis is ingegaan. In 1357 en 1367 volgde de bedijking van de polders Oude Nieuwland en West Nieuwland. Gedurende de 15e, de 16e en de 17e eeuw werden op Goeree nog een aantal kleine polders bedijkt met in 1803 als laatste de Stuifpolder. Gelet op de betrekkelijk schaarse gege vens waarover Beekman destijds beschikte, mag aan de hierbij afgedrukte kaart geen al te grote graad van nauwkeurigheid wor den toegekend. We zien het gedeelte van Goeree er op afgebeeld, voorzover dat in 1300 was bedijkt. Oostelijk daarvan ligt nog de kleine bedijkte opwas Somerland, met daarop het gelijknamige dorp. Vermoe delijk moest Someriand tijdens één van de vele stormvloeden worden prijsgegeven. Op de plaats van het latere Overflakkee staan een aantal opwassen aangegeven, waarvan geologisch onderzoek inmiddels heeft uit gewezen dat ze eerst na 1421 zijn ontstaan. Dat sluit evenwel hun aanwezigheid om streeks 1300 niet geheel en al uit. Er werd terplaatse al vroeg op uitgebreide schaal ontveend. De restanten van de op wassen kunnen daarna door afslag zijn ver dwenen. Zo werd het gors van Sommelsdijk al in 1339 vermeld als een gebied waar veel werd ontveend. De enige opwas die voor 1421 nog bestond, was Dirksland. Deze heerlijkheid behoorde al vroeg aan de heren van Voorne. Volgens onbevestigde berichten zouden deze gronden omstreeks 1284 zijn omdijkt, maar naderhand weer verloren zijn gegaan. In 1415 werd een bedijkingsoktrooi verleend en in 1416 werd Dirksland opnieuw bedijkt. In 1420 volgde de bedijking van Oud-Herkingen, dat in 1511 echter verloren ging. Goeree en Overflakkee omstreeks 1421. Overgenomen uit de atlas, behorend bij A. A. Beekman, Waterbouwkunde, afd. polders en droomakerijen. 19

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1981 | | pagina 19