Geboorte van een gilde. Het begon allemaal heel simpel met dat Zeeuwse gilde. Tijdens een Engelse les voor een klubje dames hoorde Jan van Schaik, dat er in Middelburg nog iemand woonde, die zelf wijn maakte. Hij ging op bezoek bij de heer Jan Groeneweg en vernam daar, dat zij beiden niet de enigen bleken in Zeeland. Alle liefhebbers werden bij elkaar getrommeld en van het een kwam het ander. Aanvankelijk waren het er twintig en kon het Gilde worden opgericht. Nu zijn het er honderddertig en dat niet alleen. De hobby verspreidde zich als een wijn vlek. Overal in Nederland kwamen beoefe naars van deze liefhebberij en om hen heen ontstonden nieuwe gildes. In Utrecht, Bra bant, 't Gooi, Drente, Overijssel, Gelder land, Limburg en over de grenzen. Ook in België, waar inmiddels ook al weer acht gildes zijn, die samen met de Nederlandse gildes van wijnmakers en bierbrouwers, een federatie vormen. Behalve eikaars produkten proeven en er varingen uitwisselen, gingen de gildes ook wedijveren. Er kwamen jaarlijkse wedstrij den, een wisselbeker, juryleden en allerlei aktivteiten zoals kursussen voor beginners en gevorderden, die ook dit najaar weer in Zeeland worden gegeven en een kursus voor juryleden onder leiding van de heer H. Lambregts, die opleidt voor het erkende jurydiploma. Maar ook tijdens de gildebijeenkomsten zelf oefenen de leden zich in het proeven en dan in serieuze zin. Ze leren wijnen te beoordelen, fouten te ontdekken en ver schillen te onderscheiden. Die kursussen zijn ook geen overbodige luxe. Je bent zomaar geen wijnmaker, al lijkt het grondbeginsel simpel. Je laat vruch ten gisten en dat wordt dan wijn. Zo mag het vele tientallen eeuwen geleden gegaan zijn, sindsdien is er heel wat wijn door miljarden kelen gegaan en werd er veel veranderd en verbeterd. Vandaar dat er be hoefte was aan lektuur, aan het uitwisselen van ervaringen, aan opleiding, bijscholing en toetsingsmogelijkheden. „Keuken". In de „keuken" van Jan van Schaik mo gen we het wordingsproces proberen te vol gen. Er staat een houten vruchtenpers waar in hij recentelijk tien kilo rabarber perste. Het resultaat is één kilo afval en zeven liter sap, waarvan vijftien liter wijn zal worden gemaakt. Je hebt acht manieren van sap winnen, vertrouwt hij ons toe. Dus met zo'n pers alleen kom je er lang niet altijd. Na de sapwinning moet het gistings proces op gang worden gebracht. Wilde gis ting wordt in principe tegengegaan, dus wordt er gist toegevoegd. Er zijn allerlei soorten gist in de handel en de kunst is steeds de beste soort te vinden. Een Engelse professor in de chemie houdt zich daar mee bezig en laat de Nederlanders van zijn onderzoekingen profiteren. Met de Engelsen wordt trouwens regel matig kennis uitgewisseld. De behoefte aan meer weten blijft toenemen naarmate de wijnmaker langer bezig is. En veelal kunnen juist onze buren aan de andere kant van de Noordzee daaraan tegemoet komen. Is het gistingsproces op gang gebracht, dan moet de zuurgraad worden vastgesteld, bepalend voor de toevoeging van de hoe veelheid water. Het suikergehalte is weer belangrijk voor het percentage alcohol. Hierna krijgt de kruik met gistend sap een pracht van een waterslot. En wanneer de gisting eindelijk is gestopt en er be zinksels op de bodem liggen, kan het pro- dukt worden overgeheveld. Dat proces kan zich nog enkele malen herhalen. Rust in het „mangat". Dan breekt een periode van rust aan om de wijn te laten rijpen. Soms gaat hij daar voor in eiken vaten, prima voor de smaak. Achter schuifdeuren in een kast staan bij Jan van Schaik grote flessen wijn te gisten. Er naast staat een verwarmingsradiator, want wijn kan niet tegen grote hitte, maar ook niet tegen grote kou. Het bewaarprobleem voor zijn wijnen heeft hij prachtig opgelost. Van een boer kocht hij een complete gierkelder, waarvoor hij een enorm gat in zijn tuin liet graven. De betonnen cilinder werd in zijn geheel daarin geplaatst en met rekken in het rond en een steil laddertje naar beneden, is dat nu „het volmaakte mangat" geworden. Wanneer een wijn klaar is, hangt van heel wat faktoren af. Van de soort vruchten, bladeren of bloemen die gebruikt zijn, van de manier waarop het gistingsproces ver loopt, van het percentage alcohol en of je liever een zoete dan wel een droge wijn wilt hebben. Om maar eens een paar voor beelden te noemen. Van elke wijn houdt Jan van Schaik een logboek bij, dat vol staat met allerlei ge gevens over het proces, maar dat ook het karakter van het produkt aangeeft en de uiteindelijke konklusie van de maker. Alle handelingen worden genoteerd, want stel je voor... Je maakt die sublieme wijn en je weet niet meer hoe je het gedaan hebt...! Boek. Het fijne van de zaak is echter na één bezoek niet te doorgronden. De geïnteres seerde kan er het door Jan van Schaik vertaalde boek van C. J. J. Berry: „Zelf wijn maken" op nalezen, het eveneens door hem vertaalde „Wijn en wjjnmaken" van Keith Wicks of het door hem samen met Ronn Hoose geschreven boekje „Wijn maken van vruchten en kruiden." Misschien is het nog beter te wachten op zijn nieuwe boek, waarvoor een dikke stapel paperassen op zijn bureau klaar ligt en dat in september voor ongeveer twintig gulden in de winkel 7

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1981 | | pagina 7