De ergste stormschade ontstond in de jaren 1530 en 1532. Toen verdronk West- Borsele met alle dorpen die daar in de loop der jaren waren ontstaan. Ook de polders Everinge en Vogelzang overstroom den en de nederzetting Nieuw-Everinge werd door de bewoners verlaten. Het duur de tot 1616, eer Borsele weer werd her- dijkt. Op een hierbij afgedrukt gedeelte van een kaart van Christ. Sgrooten, die uit ongeveer 1570 dateert, staat Borsele aangegeven als verdronken land. Door de Allerheiligenvloed in 1570 over stroomden de polders Dierik, Stuivezand en de Zuidpolder van Ellewoutsdijk. De Zak van Zuid-Beveland had het zwaar te verduren, maar zijn bewoners gaven des ondanks de moed niet op. De strijd gaat verder. Ondanks alle rampen die de nieuwe pol ders bij tijd en wijle troffen, wisten de bewoners in de meeste gevallen de aan gerichte schade weer te herstellen of terug te winnen wat verloren was gegaan. Ook de uitvoering van nieuwe bedijkingen maakte ondanks de vele tegenslagen, ge staag voortgang. Overal waar schorren hoog genoeg waren opgewassen, liet de dijk- aanleg als regel niet lang op zich wachten en zo ontstond in de Zak van Zuid-Beve- land tenslotte een wirwar van dijken, die op het eerste gezicht geheel willekeurig bij elkaar liggen, maar die desondanks in het verleden stuk voor stuk een belangrijke waterkerende funktie hebben gehad. Het terugwinnen van het land dat in 1014 en nadien verloren ging, is in feite voortgegaan tot in het jongste verleden. Met de bedijking van de Quarlespolder in 1949, het droogvallen van het Noordsloe in 1961 en de bedijking van het restant van het Zuidsloe in 1962, kwam een einde aan een serie landaanwinningsprojekten, waarmee reeds in de 13e eeuw een begin was gemaakt. Men begon het karwei met behulp van de meest primitieve middelen en besloot het met de hypermoderne hulp middelen die de dijkenbouwers later ten dienste stonden. Van de verbetenheid waar mee onze voorouders in Het Zwake hun strijd tegen het water hebben gevoerd en de tegenslagen die ze daarbij hadden te overwinnen, zijn de welen, de kreken en de binnendijken in de Zak van Zuid-Beve land tot de dag van vandaag nog de stille getuigen. De dijken zijn er veelal grillig van vorm en de polders die ze omsluiten liggen schots en scheef in het landschap als de deeltjes van een ingewikkelde legpuzzel. Van een weloverwogen plan van bedijking lijkt geen sprake te zijn geweest. Men krijgt onwillekeurig de indruk, dat onze voor ouders maar wat aangerommeld hebben. Toch is de werkelijkheid anders. Het was de natuur die de schorren deed ontstaan en de vormen en afmetingen er van bepaalde. De bedijker volgde de grillig gevormde randen van het schor voor de aanleg van de dijk. Voor hem was het van belang een zo groot mogelijke oppervlakte rijp schor te bedijken. En zo is de streek in de loop der jaren met kleine stukken tegelijk, uitgegroeid tot de huidige toe stand. Veel dijkken hebben een prachtige begroeiing van bomen, struiken en kruid achtige plantensoorten, die in kombinatie met enkele restkreken en een groot aantal welen, het bijzondere karakter van het landschap bepalen. De welen ontstonden er lang geleden tijdens dijkdoorbraken. Zowel de welen als de kreekresten zijn te beschouwen als litte kens uit het verleden, achtergebleven van de wonden die overstromingen er hebben veroorzaakt. Kreken en welen. Van het oude Zwake is de huidige Zwaakse weel nog een duidelijk restant-. Zijn naam is wat misleidend, want in feite is het een kreek. Hij ligt in de Middel- zwakepolder en is eigendom van de vere niging tot behoud van natuurmonumenten. De hierbij afgedrukte foto laat er een deel van zien met een fraaie omzoming van boompartijen, riet en waterplanten. Behalve de Zwaakse weel bestaat er van het oorspronkelijke Zwake nog een rest- kreek in het oostelijk gedeelte van de Middelzwakepolder bij 's Gravenpolder. Voorts ligt er nog een verlande restkreek bij de Biezelingse Ham, waar het Zwake vroeger met de Westerschelde in verbin ding stond. Uit een onderzoek dat een aantal jaren geleden werd ingesteld is gebleken, dat op Schouwen-Duiveland nog 30 welen zijn, op Tholen 28, op Noord-Beveland 1, op Zuid-Beveland 46, op Walcheren 2 en in Zeeuws-Vlaanderen 43. De meeste welen zijn tamelijk diep en hebben een nagenoeg ronde vorm. Het leggen van een nieuw dijkgedeelte op dezelfde plaats als vóór de doorbraak, was doorgaans onmogelijk doordat de ontstane weel te diep was. In dergelijke gevallen werd dan een nieuw dijkgedeelte om de weel heengelegd en aan weerszijden tegen de nog bestaande dijk aangesloten. Al naar gelang de plaatselijke toestand dat toeliet, kwam de weel dan buiten- of binnendijks te liggen. De meeste buitenwelen slibden naderhand meestal weer vol. De littekens van dijkdoorbraken zijn in de Zak van Zuid-Beveland nog op tal van plaatsen zichtbaar en kenmerken zich daar door sterke krommingen in de dijken, met 12

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1981 | | pagina 12