lemster aak
De Vollenhovense bol „Goetzee"
is een huwelijk voortgekomen een goed
huwelijk tussen een Zeeuws en een Fries
schip; de kwaliteiten van de Hoogaars
de mogelijkheid om met het platboomd
schip comfortabel-recht droog te vallen
lieten zich goed combineren met de voor
delen van het achterschip van de Lemster-
aak: de eigenschap om het water gemak
kelijk „los te laten" en daardoor snel te zijn.
Het schip werd „Lemsterhoogaars" ge
noemd.
Naast de Hoogaars werd ook de Hengst
een vissersschip dat voornamelijk in
Zeeuws-Vlaanderen voorkwam met de
Lemsteraak gekruist met als resultaat de
„Lemmerhengst". Ook kwam het voor, dat
de ronde bouwwijze van de Lemsteraak in
het voorschip van de Hoogaars werd toe
gepast. Hoogaarsen die een zodanige mo
dificatie hadden ondergaan, stonden te boek
als „Jachtboot". De naam „jacht" moet
hierbij niet worden gelezen in de betekenis
„pleziervaartuig", maar in de betekenis die
al in de zeventiende eeuw werd gegeven
aan schepen welke „jagen of jacht maken".
Dit brengt ons op de „Bruinisser jachten"
Lemsteraken die voor Zeeuwse rekening in
Friesland werden gebouwd op de werven
van de Gebroeders De Boer in Lemmer,
Bos in Echternerbrug en Van der Zee in
Joure. Voor het gebruik van de Bruinisser
Jachten was snelheid een belangrijke eis.
Wie het eerst met zijn verse mossels op
de Antwerpse markt verscheen, maakte de
hoogste prijs. Dit verklaart alleszins de
naam „Bruinisser Jachten". Naar het ver
voerde produkt en hun afkomst werden de
schepen ook wel „Mosselaken" genoemd.
Ze varen nog steeds in Zeeland, de Lem
steraken, nu echter niet meer als bedrijfs-
vaartuig maar louter als pleziervaartuig.
Laten we er niet omheen draaien, een Lem
steraak varen is een tikje elitaire vorm
van watersport bedrijven. Nieuwbouwprijzen
lopen uiteen van 148.000,voor een aakje
van 9.20 meter lengte, tot ƒ291.200,voor
een Lemsteraak van 11.50 meter lengte.
Prijzen van grotere Lemsteraken de
schepen worden gebouwd in lengten tot
ruim 17 meter werden in het schepen
overzicht van dit jaar van de ANWB maar
niet eens opgenomen. Dat het geen zachte
prijsjes zijn, laat zich raden.
De koper van een Lemsteraak krijgt
overigens wel waar voor zijn geld. Een
schip, dat in haar vaareigenschappen en
lijnenspel tot de fraaiste scheepsvormen
behoort welk Nederlands zo gevarieerde
vloot van rond- en platbodemjachten biedt;
een schip met ras!
De Bol.
Wat kompakter, iets bescheidener dan
de Lemsteraak is de „Bol". Evenals een
Lemsteraak heeft een Bol veel van een
Botter weg. Zij heeft een ronde kop met
gebogen steven, net als bij de Botter ein
digend in een oprijzende punt, maar scher
per en steiler dan bij de Botter. Het voor
schip is lager en het achterschip is hoger
dan bij de Botter. De „zeeg", de langs-
scheepse gebogen lijn, is bij de Bol dan
ook gestrekter dan bij de Botter.
De Bol heeft een plat vlak, een vlakke
bodem. Boven de waterlijn is nauwelijks
een rechte lijn aan het schip te ontdekken.
De Bol is net als de Lemsteraak getuigd
met een vrij hoog grootzeil met gebogen
gaffel, een fok en een kluiver. De zij
zwaarden zijn lang en smal.
Net als de Lemsteraak is de Vollenhovense
Bol van origine een vissersschip en even
eens van betrekkelijk jonge datum. Het
verhaal gaat, dat omstreeks 1900 in Vollen-
hove de visserman A. Jongman Pzn. met
een zeepunter de Zuiderzee beviste. Nu is
een zeepunter een relatief zeewaardig
scheepje, maar scheepsbouwer Kroese, eige
naar van een werf in Vollenhove kon het
niet goed aanzien, dat Jongman dag in
dag uit, in weer en wind, zonder enige
beschutting moest vissen.
Kroese deed de visserman het aanbod
een scheepje te bouwen met een vaste
plecht waaronder bij tijd en wijle beschut
ting tegen de elementen gevonden kon
worden. Voor 45,— werd een rond scheep
je gebouwd, 21 voet lang, 6 voet breed met
een holte van 4 voet. Op de afrekening
blijkt, dat de „visaak" in dank werd aan
vaard. Het nieuw ontworpen schip, waar
voor de Vollenhovense Schuit model heeft
gestaan, bleek een waakzaam, goed zeilend
schip te zijn. Zo goed. dat in 1904 een
soortgelijk schip werd gebouwd voor de
lichtwachter van Kraggenburg.
Van lieverlee kwam er meer vraag naar
dit bolachtige scheepje, al gauw „Vollen
hovense Bol" genoemd, dat steeds grotere
afmetingen kreeg, tot uiteindelijk een lengte
van omstreeks 10 meter. Naar verhouding
zijn het brede schepen, breder dan de Vol
lenhovense Schuit, waarvan de Bol is af
geleid.
Met de schepen werd gevist op haring,
ansjovis, spiering, paling en garnalen. Ken
merkend voor de originele, als vissersschip
gebruikte Bollen is, dat tegen de steven
aan stuurboordszijde een valse steven, de
zogenaamde „beer" werd aangebracht. Tus
sen steven en beer bevond zich een rol
waar de ankertros over kon lopen. De
„beer" werd ook wel „snars" of „snoes"
genoemd. Wat de uitdrukkingen: „Ik be
grijp er geen snars van" en „vreemde snoes
haan" met dit scheepsonderdeel te maken
hebben, is mij overigens een volkomen
raadsel. Inderdaad, de schrijver snapt daar
geen snars van!
Zoals alle scheepstypen die aan de oost-
wal van de Zuiderzee meestentijds lager
wal! zijn ontwikkeld, zoals Lemsteraak,
Staverse Jol, Schokker en Pluut, is de Vol
lenhovense Bol een schip dat veel wind en
golfslag kan hebben. In tegenstelling tot
veel van de vissersschepen op de Zuiderzee
20