5 Af
D. 'est
(Je £clcmf iOa
\6"36
"MWLKN.
CLil 1(54 A
Hals in, zeg tussen 1620 en 1630. Het is
ook aannemelijker dat een jongeman uit
Alkmaar in Haarlem in leer gaat, dan
wanneer iemand uit Heusden zich daartoe
op weg begeven zou hebben. De reismoge
lijkheden Alkmaar Haarlem waren zon
der moeite. De afstand Heusden Haarlem
was niet alleen geen sinecure, maar de
moeilijkheden van veren, ponten en wegen
waren legio. Het is nog niet zo verwer
pelijk om Alkmaar als geboorteplaats aan
te nemen. De schilder kan in Heusden te
land gekomen zijn en van Heusden uit zijn
weg naar Arnemuiden gevonden hebben.
Hij kwam (Poortersboek) er aan in 1628.
Wat het aannemelijk maakt, dat hij tussen
1620—1630 bij Hals in de leer geweest is;
nog nauwkeuriger wellicht tussen 1620 en
1625.
Kramm zegt dat er doeken van Van Delen
zijn/waren (a) in het bezit van Graaf Na-
huys te Utrecht, zijnde een binnenzaal met
bordeelpartij „zeer uitvoerig en fijn van
kleur geschilderd met naam en jaartal
1629". (b) In het kasteel Wychen bij Nij
megen ook van 1629. En (c) in het
museum te Berlijn, onder nr. 756: „een
gezigt van onderscheidene prachtige gebou
wen in Italiaanse stijl" en tot slot (d) zijn
er drie Van Delens volgens een catalogus
van 1776 in het bezit van de hertog
van Saltzhalen.
Van verbazing.
Zou Van Delen ook voorkomen in de uit
voerige Dictionnaire des Peintres, Sculpteurs
etc. etc. van Bézénit? Dat blijkt hij inder
daad te doen! Zelfs met een stuk of vijf
signaturen (afb. zie hieronder) die gevonden
worden op doeken die hij vervaardigde tus
sen 1632 en 1654.
Nu is Bézénit niet alleen nauwkeurig, hij
is ook uitvoerig. Hij vermeldt daar even
bijna twintig Europese musea die doeken
van hem bezitten. Naast Kramms opgave
van particulier bezit, is er blijkbaar boven
dien ook nogal wat openbaar kunstbezit
dat Van Delen kan tonen. Nu moet u niet
denken, dat die zich hier of daar in ach-
teraf-plaatsjes bevinden, in kleine oudheids-
kamertjes of plaatselijke verzamelingetjes.
Neen, we mogen zonder meer vaststellen,
dat het musea zijn die de fine fleur van
het West-Europese kunstbezit bewaren (zie
overzichtje). Ook uitvoerig, zeiden we.
Bézénit verstrekt een opgave van prijzen,
die Van Delens „gehaald" hebben op onder
scheidene kunstveilingen. Nu zijn de doeken,
uiteraard, niet in waarde gestegen, alleen;
maar veeleer is zo'n opgave ook een elle-
stok waarlangs de (snel) voortschrijdende
devaluatie en inflatie te meten valt. Er
staat als eerste vermeld 12 sept. 1708
(nog maar ca 45 jaar na de dood van de
schilder) „Het Water van Bethsaïda"
voor 104 francs. In 1861 te Parijs „Een
Nederlands praatje" (190 jaar na zijn dood)
voor 1210 francs. Op 20 maart 1930 te
New York „Interieur van een kathedraal"
voor 1225 (toen het pond nog een 12,
was). Te Londen in 1963 verwisselt er een
doek voor 19.00 van eigenaar en we
zijn met erg grote stappen hier doorheen
gebeend in mei 1970 te Keulen, een
„kerkinterieur" voor 25.000 DM.
Er blijken ook nog wel andere routes te
zijn, die je bij een Van Delen brengen, dan
uitgerekend de „tulpenroute".
We mogen de foto's zien die Arnemuiden
uit Londen heeft gekregen (afb. foto 1).
Het doek toont een hoge, imposante boog
gang of galerij in pure renaissance stijl,
onderdeel van een immens bouwwerk. Een
slot of paleis. Door een zijdeur betreedt
een rijk uitgedost echtpaar statig de ruimte.
Is er niet een page nog half verscholen in
de toegang? De rechterwand bevat nissen
die (allegorische?) vrouwenfiguren tonen. Op
de foto te klein om ze te onderkennen. Het
echtpaar zal een paar treetjes afdalen,
naar de wijde corridor. En juist onder de
schoen van het heerschap staat de signatuur
verscholen.
Intussen is onze fotograaf gekomen en
zullen we in de raadzaal trachten een goede
foto te krijgen van de daar hangende „Jus-
titia". Het schilderstuk prijkt er. Maar niet
in alle glorie, helaas. De zaal ontvangt
spaarzaam licht noordkant er han
gen veel lampen die wel het zicht op de
voorstelling belemmeren, maar niet bijdra
gen tot een betere belichting. Hulpvaardige
handen tillen het gevaarte, dat de dimensies
heeft van een modern wandmeubel, van de
ophanghaken. Er wordt met het ding
gesjouwd en getorst. Een beetje schuiner,
een beetje steiler. De flitslichten volgen
elkaar in successie op. De fotograaf heeft
weinig hoop op een goed resultaat en na
enige tijd blijkt helaas, dat daartoe ook
geen reden bestond. Het gevaarte is niet
fotografeerbaar (onder deze omstandighe
den) op zo'n manier dat er een verant
woorde omslag-foto van gemaakt kan wor
den. Jammer.
Maar nu het doek zelf.
Het is zonder meer goed van compositie
en coloriet. Het is een spiegel van de tijd
waarin het ontstond: allegorische figuren,
rijke draperieën, een hoorn des overvloeds,
een profeten-gedaante (is het Salomo?) aan
wiens voeten een citaat uit het Boek der
Spreuken:
Wie den godtloosen rechtveerdight
ende den rechtveerdigen verdoemt,
zijn den Heere een grouwel,
ja die beyde.
MUSEA, die werk bezitten van Dirk
van Delen.
Amsterdam; Mausoleum van Prins
Willem van Oranje.
Antwerpen: Allegorie.
Augsburg: De St. Pieterskerk te Rome
Brunswijk: Kerkinterieur: Hereniging
op het binnenhof van een kasteel.
Brussel: Paleiszaal.
Keulen: De verloren zoon.
Kopenhagen: Straatgenoegens.
Dublin: Binnenhuis.
Edinburgh: Architectuur.
Helsinki: Kerkinterieur.
La Fère: Paleisinterieur: Kerkinterieur
Leningrad (Hermitage): Paleiszaal;
Tempelinterieur.
Rijssel: Drie schilders.
Londen (Nat. Gallery): Renaissance-
paleis; (Dulwich Gall.): Paleiszaal;
(Har. Court): Paleisinterieur.
Parijs (Louvre): Paleisplein.
Rotterdam: Muzikale bijeenkomst;
Suzanna en de grijsaards.
Stockholm: Figuren in een paleiszaal.
Wenen (Keiz. Mus.): Paleis met per
sonen; Kolommenzaal.
En daar had de geblinddoekte Justitia
zich dan maar aan te houden! (Wanneer
zal zij zonder blinddoek eindelijk
eens alles mogen zien wat er zoal gaande
is in onze samenleving?). Zoals de „titel"
6