3)v.:örwff/i7
van hef schilderij van bovenaf ons verma
nend onder het oog brengt: ..Gerechtigheid
verhoogt een volk, maar de zonde is een
schandvlecke der natieën.' En dat vind je
dan n dat stille stadje aan de Arne. Waar
eens, 10 juni 1496, in Nederland syfilus
aan land kwam. (Meegebracht door een
vloot van 135 schepen toen was de Arne
nog wijd en ruim uit Spanje die er de
Spaanse kroonprinses Johanna van Arragon
en Kastilië aan wal zetten, als bruid van
(onze) Philips de Schone.) (E.M. 3.10.'81).
Het „publiek" aan de voeten van jus-
titia heeft er ook weet van: Aan onze
rechterhand een groepje van vier die op
hun dood zijn voor de Kechtveerdigheyt en
dat onder geen stoel of bank steken. Links
van ons nog een viertal dat vrij triomfan
telijk wel degelijk voor Justitia durft te
komen. Die hebben een rein geweten en
durven het gerechte oordeel onbevangen aan.
Ze hebben hun loon al weg: de hoorn des
overvloeds wordt als een rijke zegen over
hen uitgestort en een (bovenaardse?) hand
reikt hun bereids een lauwerkrans. Een
leerling van Frans Hals heeft dit gemaakt?
In 1656? Eerlijk: ik zie het er niet aan af.
Maar intussen zullen we geen omslag-foto
hebben voor Z.M.
Nu zegt Nagtglas ook nog dat de Gast
en Godshuizen te Middelburg werden ver
eerd met een Van Delen. Zou het Gasthuis
daar wat van weten? Het antwoord is erg
kort: niets. Niet in de regentenkamer (waar
voorlopig een oogarts huist), niet in de
gangen, niet in een inventarislijst. Maar
een toevallig gesprek met een oude Middel
burger. die wel toegang had tot het Polder
huis van Walcheren zette me op een spoor.
Want daar zou een Van Delen hangen
Een statig paar betreedt de ruimte.
tot verbazing!
En die hangt er ook! Het is het doek
dat Nagtglas noemde. Eigendom van het
Middelburgse Gasthuis. Een zeer hulpvaar
dige heer Leynse laat het ons zien en weet
bovendien te vertellen dat hij na wat snuf-
felwerk gevonden heeft, dat het in de vorige
eeuw bij „De Polder Walcheren" terecht
gekomen is. Schenking? Bruikleen? Onbe
kend.
Maar hij weet ook dat een tweede Van
Deelen in dezelfde tijd terecht gekomen is
in de ambtswoning van de Zeeuwse Com
missaris van de Koningin. Nu wordt het
toch wel interessant: drie Van Deelens op
enkele kilometers afstand van elkaar en
twee ervan op enkele honderden meters a)
Het Polderhuis biedt plaats aan een groot
doek. groter dan het Arnemuidense, schat
ik. Wel twee bij twee meter. Het heet „De
Heiland te Relhesda" en/of „Het water
van Bethesda". Ja, dat vertoont duidelijke
overeenkomsten met het Londense schilde
rij. Dezelfde „loftiness", hetzelfde gevoel
voor het monumentale. Dezelfde ruimte
waarin nu de Here Christus staat temidden
van een aantal figuren.
Ruimte. Was er niet een tijd in Hals'
lange leven dat hij vóór hij de aarts
portretschilder van Europa was, de meester
was van de ruimte?
tot wat nuchter bekijken.
„Ais we de ontwikkeling (van Hals) in
het algemeen overzien, erkennen we dat
Frans Hals als eerste volledig bezit geno
men heeft van de ruimte," zegt H. P.
Baard, direkteur van het F.H.-Museum. Was
het in die tijd dat onze Dirk zijn leerling
was? Is hij mogelijk :n dat stadium Haarlem
uitgetrokken om (zie kader) zijn typische
„ruimten" te schilderen: kastelen, tempels,
voorhoven, paleizen? Heeft hij notie gehad
van de burgerzaal in het Amsterdamse
Stadhuis: lang de grootste overdekte ruimte
ter wereld? We zetten veel vraagtekens.
Voorzichtig mogen we opperen dat Hals
hem een goed vakmanschap bijbracht; een
goede technische vaardigheid. Maar ook
in scherpe tegenstelling tot zijn meester
dat hij zich (voor zover valt te overzien!)
bleef herhalen en dat er bij onze man geen
grensverleggende, geen vernieuwende voor
uitgang valt te bespeuren. En indien wel...
hij zou nimmer „in de schaduw" terecht
gekomen zijn. Getrouw heeft hij toegepast,
werkend op de rand van de stilte, wat de
meester hem heeft bijgebracht en hij doet
dat niet zonder enig maniërisme. Zijn doeken
zijn vrij onpersoonlijke maaksels die respekt
vragen, maar die geen bewondering opeisen.
Zou het de (ongetwijfeld grote) moeite
(en kosten) lonen om in Zeeland eens te
geraken tot een Van Delen expositie? Zou
den er wegen te vinden zijn tot bijeenbren-
ging van de fondsen tot de definitieve
thuisreis van de Londense Van Delen naar
zijn oude woonplaats Arnemuiden (kosten
ƒ36.000,Kasposities zijn wel eens gun
stiger geweest; nog voorbij gegaan aan
kreten als „Voor kuituur koop je niks!"
Het water van Bethesda.
Waarschijnlijk is er een Middelburger ge
weest, Jacques Orloogh, die na een gunstig
verlopen verblijf in liet Gasthuis van zijn
stad Van Delen vroeg, of hij een monumen
taal doek wilde maken voor die instelling,
als blijk van zijn dankbaarheid weer
eens wat anders dan gebakjes voor de zus
ters! Was dat een opdracht? Een vrien
dendienst? Dankbaarheid kon niet buiten
de Bijbel om. Hij vindt iets over een soort
ziekenhuis in het Evangelie (Joh. 5 2)
waarin ook nog sprake is van vijf zuilen
gangen
En daar wist onze Dirk zijn hart aan
op te halen! Hij moet er ellen en ellen
linnen voor gekocht hebben, want gepriegel
lag hem niet. En er moest ruimte zijn voor
een dedicatie:
Ter Liefden D'achtbaar Schilderkunst
En tot Leeringh van de Cranken
Heeft Jaques Orloogh wt goe Gunst
Dit Stuck vereert 't Gasthuys te danken.
Het werd geschilderd in 1636. Een kwart
van het doek is interessant: de Here Chris
tus in een rood tot oud-roze opperkleed en
een zwart-bruin onderkleed, te midden van
een half dozijn volgelingen die bij een baar
staan van een man die al achtendertig jaar
lam is en wacht tot iemand hem draagt
naar een (vulkanische?) bron die van tijd
tot tijd aktief is. De bron is gesitueerd,
centraal, in een gigantische tempelachtige
ruimte die vrij schaars bevolkt is. De Chris
tus heft de rechterarm en gebiedt: „Sta op
en wandel." De figuur van de ongelukkige
(met fraaie tulband) is wel het boeiendste
personage.
Gesigneerd D. v. Delen 1643.
Signatuur van figuur 2 (duidelijker) nage
tekend door mijzelf met weglating van
F(ecit).
De voorgrond is zwart-wit betegeld. Veel
Nederlandse schilders lieten daarmee zien
hoezeer ze de leer van het perspektief
beheersten. Daarmee heeft Van Delen dan
ook geen enkele moeite. Hoge kolommen,
wijkende zuilenrijen bevestigen het. Boven
de bron vermoedt de toeschouwer een koe
pel (had Van Delen de Sint Pieter in Rome
toen al gezien? Hij is wel (later?) in Italië
geweest!) die een gulden licht doorlaat dat
over rijk gedrapeerde engelenbeelden valt
die de hoge muren stofferen. Met enkele
doorkijkjes geeft dit licht, gevoegd bij de
witte kapitelen van de donkere pilaren, een
prettige afwisseling in de wat duistere
partijen.
Bedankt, Van Delen!
We hebben het gezien. Je hebt er, waar
achtig, wel je best op gedaan en je was
geen onverdienstelijk vakman; zeker niet.
Maar je bent ver, zeer ver bij je leermeester
Hals achter gebleven. En daarom ook
niet ten onrechte in de schaduw verzeild
geraakt, waaruit we je even wilden laten
treden.
Wat er nog van je te zien is in het Wal-
cherse Polderhuis is heel hard aan een
doodgewone schoonmaakbeurt toe: tabaks
walm van decennia hebben het eigendom
van het Gasthuis deerlijk „verbruind".
Zouden er fondsen voor bestaan dan
is ogenblikkelijke restauratie het parool.
Want dat komt je werk toch wel toe, al
bezit je dan niet, als je leermeester, de
soevereine macht over de materie: al treffen
we in de paar doeken die we van je moch
ten zien, niet als bij je meester dat
onomschrijfbare „Plaisir de peindre".
Je zult nu, Dirk van Delen, wel weer
voor lange tijd terugtreden in de schaduw
waar je zolang al vertoeft. Je hebt je kracht
gezocht, edelachtbare burgemeester, in grote
ruimten, maar we zijn van je gaan houden
door je bijzondere tulp. Want die waarde
Arnemuidense burgemeester die heb je
met liefde gedaan!
J) In de ambtswoning van de Commis
saris (die er zelf voor het eerst van hoorde)
is, naar wordt verzekerd, geen Van Delen
bekend. Er is ook niet een vermelding te
vinden op enige inventarislijst. Moeten/
mogen we dan maar aannemen, dat het
doek in 1940 bij bombardement en brand
is teloor gegaan? Per saldo staat er ook
nog een fiets van me, ergens in Duitsland..,.
7