gxLr Iri
Naast de open vuren werden ook wel lan
taarns gebruikt met één of meer kaarsen.
Op een oude zeekaart uit 1572 staat als
illustratie een toren afgebeeld welke voor
zien is van een lantaarn. Zoals niet on
gebruikelijk was in die dagen, lieten de
verhoudingen van afgebeelde objekten welke
ter illustratie op kaarten waren opgenomen
nogal eens te wensen over. In dit geval is
de lantaarn buitensporig groot getekend,
zoals de afbeelding laat zien. Ook lantaarns
die brandden op olie of traan vonden wel
toepassing in de kustverlichting, oorspron
kelijk als eenvoudig oliepitje.
Aan het eind van de achttiende eeuw
werd toepassing van de olielamp aanzienlijk
verbeterd door toepassing van verbeterde
branders en parabolische, verzilverde re-
flektoren. De door de Franse natuurkundige
Argand verbeterde lampen droegen met
recht zijn naam; Argandse lampen. In Ne
derland vonden deze lampen voor het eerst
toepassing in de lichttoren van Westkapelle,
welke roren eigenlijk kerktoren in
1817 door de Nederlandse Staat werd op
genomen in haar algemene plan voor een
verbeterde kustverlichting. De kap van de
kerktoren werd geheel weggenomen om
plaats te maken voor een gemetselde ruimte
waarin de lantaarn werd geplaatst. Overi
gens was een deel van de spits van de toren
al tijdens de Franse overheersing afgebroken
om boven op de toren een seintoestel te
kunnen plaatsen.
Op 1 januari 1818 werd als opzichter van
de vuurtoren aangesteld de gepensioneerde
le luitenant ter zee W. Woutersz voor
Fl. 350,per jaar, te betalen naast zijn
jaarlijks pensioen van Fl. 800, Als licht-
wachter werd aangesteld Jan de Wit, ge
wezen Konstabel Major bij de Marine, voor
een wedde van Fl. 250,— 's jaars.
De inrichting van de lichttoren kostte
ongeveer Fl. 46.000,—, waarvoor de toren
voorzien werd van „vijftien Argandse lam
pen, brandende voor even zo vele koperen,
met zilver bepletten, parabolischen licht-
kaatsers, 0,52 ellen wijd aan derzelver ope
ning, en eene zestien gelijkzijdige koperen
lantaarn, hebbende een wijdte in doorsnede
van glas tot glas van 3,654 Ned. ellen en
verlichtende een boog op den Horizon van
230°". Het licht werd op 20 maart 1818
in bedrijf gesteld.
Nog geen 13 jaar later, in de nacht van
14 op 15 maart 1831 sloeg de bliksem in
de toren, die daardoor in brand raakte.
K. Baart geeft in zijn beschrijving „West-
-•••> TVyNA"'
kapelle, hare bevolking, Westkapelsche dijk"
(Middelburg, 1889) een beschrijving van de
dramatische gebeurtenis.
De toen aanwezige lichtwachters, be
staande uit man en vrouw en nog een
wachter, die boven in de toren verbleven,
waren opgesloten door het vuur. Het ver
trek van de lichtwachters had vlam gevat
en de neervallende brandende houten brok
stukken hadden de olievaten op een lagere
verdieping in vlam gezet. Bij een uiteen-
springen van één van de olievaten sloegen
de vlammen door de ramen van de toren
tot boven de toren uit. Met het primitieve
blusmateriaal uit die dagen viel er aan
blussen niet te denken. De enige vluchtweg
voor de mensen in de toren was naar het
platform waar de lantaarn stond opgesteld.
Gelukkig hadden de ongelukkigen hun
beddegoed nog mee kunnen nemen, wat een
uitkomst bleek, omdat de stenen vloer van
het platform door de brand gloeiend heet
werd. De trapopening was afgesloten door
een ijzeren deur, zodat de vlammen werden
tegengehouden. Na verloop van enkele uren
was het vuur uitgebrand, waarna de drie
doodsbange mensen veilig naar beneden ge
bracht konden worden. De kerk was intussen
ook in brand geraakt en brandde volledig
Ontwerp voor Van Speyktoren op Schouwen; opstand en doorsnede van toren
bijgebouwen, 1833.
Doorsnede van de koepel in de vuurtoren te Haamstede.
13