Vuurtoren van Haamstede, omstreeks 1850. uit. Het mag een prestatie heten, dat op de daarop volgende avond het kustlicht al weer ontstoken kon worden. De Westkapelse toren werd na de brand van Rijkswege geheel opnieuw ingericht, waarbij men uitsluitend ijzer en stenen heeft gebruikt om een eventuele brand tot één vertrek te kunnen beperken. In 1852 werd het vaste licht vervangen door een draaiend licht met een lenzen stelsel van Fresnel. Dergelijke Fresnellenzen worden in de bestaande vuurtorens nog steeds toegepast (zie afbeelding). Met het verbeteren van de lichtsterkte en de toename van het aantal vuurtorens was het noodzakelijk geworden om te kun nen onderscheiden met welke vuurtoren de zeeman te maken had. Een vast, ononder broken licht maakt identificatie van het licht onmogelijk. Door de lichtbundel pe riodiek te onderbreken, wat het eenvoudigst te bereiken is door het gedeeltelijk afge schermde licht te laten draaien, kan aan het licht van iedere vuurtoren een eigen „karakter" worden gegeven, waaraan de zeeman met behulp van een „lichtenlijst" het kustlicht kan herkennen. Zo is het licht- karakter van de Westkapelse vuurtoren: FlW3s. Dat wil zeggen, dat de vuurtoren elke drie seconden een schittering van 0,1 seconde geeft. Verdere vervolmakingen van de West kapelse toren vonden plaats in 1907, toen een elektrisch booglicht werd aangebracht en in 1921, toen de booglamp werd ver vangen door gloeilampen. Op de noordwestpunt van de Westkapelse dijk staat nog een kleine vuurtoren, het Noorderhoofd. Het is een gietijzeren toren, 11,5 meter hoog, met een diameter van 4 tot 2,6 meter, rood geschilderd met een witte band. De toren, daterend uit 1875, is één van de vele gietijzeren vuurtorens in Nederland die in de 19e eeuw ontworpen zijn door Q. Harder. Gietijzeren konstruk- ties hadden het voordeel, dat zij in ge deelten getransporteerd konden worden en ter plaatse tot één geheel konden worden opgebouwd. Vele deels nog in werking zijnde vuurtorens in het voormalige Ne- derlands-Indië zijn dan ook in Nederland van gietijzer vervaardigd, in onderdelen naar Indië verscheept en aldaar opgebouwd. De uit 1866 daterende gietijzeren vuur toren bij Nieuwe Sluis, 3 kilometer westelijk van Breskens, is ook een schepping van Harder. Over deze laatste vuurtoren, en vooral over zijn lichtwaohter, heeft u uit voerig kunnen lezen in het artikel „Als de wind rond je oren waait, verveel je je nooit" van Oona Maartense - Glaser in Zeeland Magazine nr. 67. Het „lage licht" van Westkapelle, zoals de vuurtoren op de Westkapelse dijk wel wordt genoemd, ligt op een strategisch punt aan de vaarweg naar Antwerpen. Vele, vele zeelieden zullen het licht van deze toren als een onontbeerlijk navigatiehulp middel hebben gebruikt. En velen zullen daarvoor dankbaar zijn geweest. Een enke ling probeert deze dank ook aan de vuur torenwachter over te brengen, zoals in 1956 de kapitein van het Japanse schip Akagi Maru heeft gedaan, toen hij een kaartje schreef aan „monsier le chef du phare West kapelle, Walcheren, Hollande". Vertaald luidt de tekst op het kaartje: „Mijne Heren, elke keer als ik de vuurtoren passeer, voel ik me onmetelijk dankbaar. In de 32 jaar van mijn varen op zee heb ik voor uw kust nog nooit één ongeluk meegemaakt, dankzij uw zo nauwgezette, maar anonieme hulp. Ik dank u zeer, dat u mijn werk hebt vergemakkelijkt en dat u, door uw inspanningen de navigatie mo gelijk en veilig hebt gemaakt. Kapitein K. Murakami." Zoals al eerder genoemd, werden er op Schouwen reeds in de Middeleeuwen vuren gebrand als bakens voor zeevarenden. Tot in het begin van de vorige eeuw waren er 14

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1982 | | pagina 14