Acht eeuwen dijken en polders in Zeeland (1) Tekst: J. P. van den Broecke. Inleiding. Als hevige stormwinden het water hoog tegen de kust opstuwen en de golven als het ware onze zeeweringen bespringen, valt het nauwelijks voor te stellen, dat er een tijd is geweest toen nog geen Zeeuwse stromen bestonden en zelfs de Noordzee droog stond. We moeten er wel ongeveer tienduizend jaar voor terug in de tijd. Te genwoordig is er zoveel water, dat een groot deel van ons land beneden de gemiddelde zeespiegel ligt. Alleen dankzij de bescher ming door duinen en dijken is het mogelijk om hier te wonen en te werken. Er is dus in de loop der jaren wel het een en ander veranderd. In deze artikelenreeks zal in een kort be stek een beeld worden geschetst van de dijkbouw in Zeeland, zoals die in de loop van de tijd ontstond en verder tot ont wikkeling kwam, zomede van de polders die door deze dijken werden omsloten. Dat proces is nu al meer dan 800 jaar op gang. Omstreeks het jaar 1150 verschijnt de naam „polre" (polder) voor het eerst in de schrif telijke bronnen. Van Dale omschrijft het begrip polder als zijnde een laag gelegen stuk land, door kaden of dijken omringd ter afsluiting van het buitenwater en tot beheersing van het binnenwater. De allereerste dijken werden aangelegd om bepaalde woonkernen beter tegen het water te beschermen. Men begon ermee in de loop van de 11e eeuw. Uiteraard waren deze eerste dijken niet veel meer dan kleine lage aarden dammen. In een wat later sta dium ging men er toe over om reeds be staand oud land tot op zekere hoogte tegen afslag te beveiligen door de aanleg van ringdijken. De aanleg van de eerste ring dijken ter bescherming van reeds bestaand land was in Zeeland nog voor het jaar 1200 voltooid. Natuurlijk waren die eerste pri mitieve ringdijken als waterkering bij lange na niet voldoende. Ze werden echter zoveel mogelijk aangelegd op de hogere kreekrug gen. Tevens was men zo verstandig om tussen de dijk en het buitenwater een brede strook voorland te laten liggen, zodat het water alleen tijdens zeer hoge vloeden de dijk bereikte. Niet altijd bleken de dijken dan het geweld van het water te kunnen weerstaan. Als de beschadigde plaatsen daarna niet snel genoeg werden hersteld, bleven grote gebieden soms voor vele jaren voor eb en vloed liggen. Dat was onder meer het geval met de Braakman, het ver dronken land van Saaftingen, de Biesbos en het verdronken land van Zuid-Beveland. Foto's van de schrijver. Toen in Zeeland de aanleg van ringdijken begon, was men er in de Vlaamse kust vlakte al geruime tijd mee bezig. De zo genaamde Oude Zeedijk in het gebied van Lampernisse aan de IJzermonding is één van de oudste zeewerende dijken waarvan de aanleg wordt gedateerd omstreeks de eerste helft van de 11e eeuw. Tienduizend jaar terug in de tijd. Om te kunnen begrijpen waarom de Noordzee in tegenstelling tot vroeger thans wel met water is gevuld, is een korte uiteenzetting noodzakelijk van de natuur verschijnselen die bekend staan als zee spiegelrijzing en bodemdaling. Zij zijn na melijk de belangrijkste oorzaken die geleid hebben tot de toestand, zoals we die thans kennen. Tienduizend jaar is weliswaar een lange tijd, maar vergeleken bij de tijdsperioden waarbinnen zich klimaatsveranderingen ple gen te voltrekken, betekenen ze niet eens zo veel. Niettemin zag ons land er tien duizend jaar geleden heel anders uit dan tegenwoordig. Het was toen nog erg koud, ofschoon het einde van de laatste ijstijd was aangebroken. Ons land maakte deel uit van een groot toendragebied dat zich uit strekte tussen de ijskap van Skandinavië en de Alpen. In de ijskap was zoveel water opgeslagen, dat de zeespiegel ongeveer hon derd meter lager lag dan thans het geval is. Daardoor was ook de gehele Noordzee droog gevallen. In de droge bedding moeten die ren en mensen hebben rondgezworven, zoals blijkt uit opgeviste benen, werktuigen en botten. Toen het klimaat langzaam begon te veranderen en het minder koud werd, begon zich op de toendravlakten een kruidenvege tatie te ontwikkelen. Van enige boomgroei was echter nog geen sprake. Gedurende de zomermaanden zwierven jagers door ons land. Het waren nomaden die de rendier kudden volgden op hun jaarlijkse trek. Toen het klimaat steeds milder werd, begon de groei- en de ontwikkeling van naald- en loofhoutbossen. De rendieren trokken zich terug naar het toen nog droogstaande Noordzeegebied. Maar ook die toestand zou niet lang meer duren, want naarmate de temperatuur steeg, smolt ook de ijskap steeds verder af en werd de Noordzee langzaam maar zeker met water gevuld. Toen dat proces tenslotte was vol tooid, begonnen zich weer nieuwe ontwik kelingen af te tekenen. De eerste natuurlijke zeewering. Globaal tussen de jaren 5000 en 2000 vóór Chr. begon vanaf de Franse krijtkust de vorming van een serie brede strand- wallen. Ze strekten zich tenslotte uit tot voorbij de Nederlandse kust. Toen de Ro meinen in ons land verschenen, was de vorming van deze strandwallen al lang vol tooid en was er inmiddels een zwak gol vend duinlandschap op ontstaan, dat alleen ter plaatse van riviermondingen werd on derbroken. Naarmate het waterpeil in de Noordzee verder steeg, vormde de natuur voor de kust zijn eigen waterkering waar de mens part noch deel aan had. Uit de resultaten van geologisch onder zoek is gebleken, dat op het lage deel van Noord-Nederland 4000 jaren geleden al men sen woonden. Ook in Zeeland zijn uit die tijd bewoningssporen gevonden, nl. bij Bra- bers in de buurt van Haamstede. Het land lag in die tijd op ongeveer 2 m beneden NAP en de zeespiegel moet dus nog lager hebben gelegen. Vergelijken we de toestand van toen met die van tegenwoordig, dan kan de kon- klusie alleen maar zijn, dat ook gedurende Golfoploop tegen de steenglooiing. 20

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1982 | | pagina 20