Dialekt schept een band, zelfs buiten eigen land De reparatiewerkplaats. Tekst: Joris van Hoedekenskerke. Zeeland behoort tot die streken van ons land én van West-Europa waar de eigen dialekten nog vrij sterk leven. In onze kon- treien wordt de streektaal nog in ere ge houden door ouderen en jongeren. Dat bleek onlangs ook nog eens uit een radio-uit zending. Een deskundige van het naar de Zeeuw dr. P. J. Meertens genoemde bureau voor dialectologie, volkskunde en naam kunde van de Koninklijke Nederlandse Aka- demie van Wetenschappen, toonde daarin aan de hand van voorbeelden aan dat (ook) in Zeeland de „eigen taal" nog springlevend is, hoewel „de moderne media" en „de import" op de dialekten hun (nadelige) invloed uitoefenen. 8 Streektaal, dialekt is zo denken velen nog alleen en uitsluitend een gevolg van onkunde. „De plattelandsbevolking" weet eigenlijk niet goed hoe te spreken, kent de juiste woorden niet, maakt uit- spraakfouten: „Dialekt is dom", is bij som migen de opvatting. Dat de dialekten vaak ouder zijn dan de officiële standaardtaal, vaak nog ster kere elementen in zich dragen van de oude talen van Friezen, Saksen en Franken dan de moderne officiële taal, is bij velen niet bekend. Net zo min is het algemeen bekend dat dialekten het één meer dan het ander hebben bijgedragen tot het ont staan van de officiële landstaal. Dialekt is dus niet „dom", wél „oud", maar daar om niet „ouderwets". Ook niet bekend is zelfs niet bij veel dialektsprekers dat het eigen dialekt in een aantal gevallen tot ver buiten de eigen streek door andere dialektsprekers kan wor den verstaan, zelfs tot vrij ver over de landsgrenzen. In de dialektsprekende streken van ons land wordt het standaard-Nederlands welis waar niet ervaren als een „vreemde, opge legde taal" (gelukkig niet!). Maar men ziet het Nederlnads wel als de taal voor be paalde gelegenheden: voor school, kantoor, stadhuis en kerk; voor krant, radio en tele visie. Maar in „eigen kring" en die kring kan tamelijk groot zijn wordt dan ook de eigen (streek)-taal gesproken. Dat be hoort bij „het eigene", bij „de identiteit". Het gebeurt in de praktijk vaak, dat een „vreemde", die „Hoog Hollands" spreekt door de bevolking van een dialektstreek beleefd en vriendelijk, maar toch wat ge reserveerd tegemoet wordt getreden. Totdat men de ontdekking doet dat de „vreemde ling" ook dialektspreker is, zij het uit een ander deel van het land. Komt men dan ook nog tot de ontdekking dat er in het dialekt van „de ander" wel wat overeen komsten zitten met het eigen dialekt, dan is het ijs snel gebroken. „Ie kump oet Zeeland? Praot dan maor Zeeuws. Dat verstaat wie ook wel," werd ons onlangs door een Drent toegevoegd. Vanaf dat moment was „het Hollands" uit onze conversatie verdwenen. We waren „eigen" geworden." Met onze boeren-vrienden uit de Gel derse Achterhoek moeten we het eerste woord Hoog-Nederlands nog wisselen. Onze gesprekken worden in het Achterhoeks en Zuid-Bevelands gevoerd. En maar zelden moeten we tegen elkaar zeggen: „Noe ek joe niet begrepen." Wij hebben eens waargenomen, dat ou dere, eenvoudige Zeeuwen van een Gro ningse conversatie toch zeker 80 procent verstonden, ook al waren ze zelf nooit in Groningen geweest. En het Gronings wijkt toch nogal af van het Zeeuws. Met woorden als „diek" en „kiek" (ze komen in ont stellend veel streektalen voor) had men natuurlijk helemaal geen moeite. Dat een „piep" een „puupe" was, lag ook voor de hand. Maar dat een Groninger „goud" zegt voor „goed", en „old" voor „oud", dat moest even wennen, maar het wende snel! In het Duitse, Oostfriese stadje Leer vroe gen we onlangs een vrij deftig heer naar de weg. We kregen een complimentje voor ons Duits. Waar we vandaan kwamen? Uit Zeeland, in Nederland. Spreken ze daar „plat"? Ja. „Maor dan kunt wie toch ook zo praoten," zei de Oostfries. En dat heb ben we toen maar gedaan. Dialekt schept een band, zelfs over de landsgrens. In dat zelfde stadje moesten we even naar een bank. De ceremonie was bekend: met de vreemde klant werd de officiële landstaal gesproken. (Men kende hem im mers niet?) Maar onderling spraken de bankbedienden dialekt. „Dat heurt bie mien", zei de kassier tot de bediende, die het wisselbonnetje had uitgeschreven. Tegen ons zei de man: „Bitte schön". Hij wist niet, dat we uit Zeeland kwamen In een plaatselijk restaurant in Leer be roemde men zich op de boerengerechten uit eigen streek. We aten er voortreffelijke snijbonen met aardappelen en spek. Maar dat is een ander hoofdstuk Het van gedachten wisselen in de eigen streektaal met mensen van een ander dia lekt kan boeiend zijn. Vanwege de verschil len, ook vanwege de vaak grote overeen komsten. Daar waar de officiële taal wel eens afstandbewarend werkt, kan dialekt een menselijke band scheppen!

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1982 | | pagina 8