Kabeljauw van Noordzee;
prima van kwaliteit
ook: „er is wat afgelachen in die dagen!"
En dat terwijl het einde nog lang niet
in zicht was.
Want nog twee keer, later in de maand,
keerden de vliegtuigen terug om het ver-
nietingskarwei te voltooien en de West-
kappelse Zeedijk en de rest van het dorp
de genadeslag te geven. Omdat inmiddels
ook de dijken bij Vlissingen en Veere ver
nield waren, had het water nu vrij spel
op het eiland.
Op 1 november 1944 bleek waartoe dit
alles gediend had. De Engelsen landden op
het strand bij Westkapelle en trokken door
het gat in de dijk het eiland binnen. Op
8 november was Walcheren vrij. Maar aan
de wederopbouw kon nog niet worden
begonnen.
Westkapelle herrijst.
Terwijl velen zich afvragen of het water
ooit gekeerd zal kunnen worden en of Wal
cheren en in het bijzonder Westkapelle
nog wel een toekomst heeft, wordt daar
het Comité Westkapelle Herrijst opgericht,
waarin onder meer de al genoemde dominee
Reus, de onderwijzer Fijn en de heer Ligt-
hart Schenk zitting nemen. De laatste is
penningmeester. Het doel van het comité
is om zoveel mogelijk gelden in te zamelen
voor hulp aan hen, die alles verloren en
voor de wederopbouw van het 'bijna geheel
verwoeste Westkapelle.
Het is in deze periode, dat Jan Ligthart
Schenk het boekje „Westkapelle voor en
na 3 oktober 1944" schrijft, ter onder
steuning van de aktiviteiten van het co
mité. Hij trekt, gewapend met dit boekje,
het land in om daar een serie lezingen
te houden, die maar één onderwerp hebben:
de herrijzing van het Waldherse dorp.
Om die lezingen te kunnen houden en
daaraan zoveel mogelijk ruchtbaarheid te
geven, schrijft hij zoveel mogelijk burge
meesters aan en vraagt hen om hun mede
werking bij het stichten van een plaatselijk
comité, het inschakelen van de plaatselijke
pers, het charteren van een zaal, het
werven van kollektanten en het uitnodigen
van „autoriteiten en notabelen" voor de
te houden bijeenkomsten.
Want hoe grootser de zaak wordt op
gezet, des te meer kans op succes. De
zojuist bevrijde rest van Nederland moet
weten wat er in de voorafgaande herfst
in Westkapelle is gebeurd. Het moet zijn
medeleven betuigen en vooral geven. Op
30 juli 1945 houdt de heer Ligthart Schenk
zijn eerste lezing. Er zullen er nog vele
volgen.
De resultaten zijn bemoedigend. De be
volking van Nederland, zelf op allerlei ma
Tekst: Cor van Heugten.
Zeehengelaars, die de komende maanden
weer kabeljauw voor de kust vangen, hoe
ven zich geen zorgen over de kwaliteit
te maken. Trekt u zich niets aan van de
tendentieuze berichtgeving, die door een
publikatie van de Consumentbond is los
gebroken.
De Consumentenbond heeft volgens het
Produktschap voor Vis en 'het Rijksinstituut
voor Visserij-onderzoek ten onrechte de in
druk gewekt, dat er teveel kwik in deze vis
zou zitten. RIVO-deskundigen hebben bere
kend, dat de meeste kabeljauw-filets die
in de handel zijn, slechts eenvierde deel
van de zeer strenge Japanse norm van
0,4 milligram kwik per kilo visgewicht
heeft.
Er is dus ook met de kabeljauw, die u
tussen Cadzand, Westkapelle en Terschel
ling vangt, niets aan de hand. Mej. Kerkhof
van het RIVO verwijt de Consumentenbond
onvolledige voorlichting over het vader
landse voedselpakket. Bovendien stelt de
Consumentenbond kennelijk zelf normen,
die niet opgaan.
Het gaat ook op de Noordzee beter met
het kwik. Dat is mede te danken aan de
kwikbestrijding op de Rijn. Sinds de ze
ventiger jaren is het kwikgehalte van paling
en snoekbaars van het IJsselrpeer al met
30 tot 35 procent teruggelopen.
Er komen steeds minder afvalstoffen in
de Noordzee. Los van de afvalwater-zuive
ring langs Rijn en Maas in heel Europa,
speelt ook het afzetten van vele stoffen
in het sediment van Hollands Diep en
Haringvliet een rol. De bezinking van vele
(chemische) stoffen op de beneden-rivieren
is een gevolg van de stroomvertragingen
door de Deltawerken. De Noordzee krijgt
dus de laatste jaren veel minder afval
stoffen te verwerken dan vroeger.
Hoe het vuile slib op Hollands Diep en
Haringvliet tegen het jaar 2000 moet
worden opgeruimd, is een ander probleem
van internationaal formaat.
nieren door de oorlog geteisterd, reageert
prompt en gul Behalve in enkele als zeer
welvarend bekend staande gemeenten. „Rijke
lui," zegt mijn gastheer, „maar ze voelden
er niet voor. Ze konden zich eenvoudig
niet voorstellen wat het is om in een bun
ker te moeten wonen, zonder huisraad en
zelfs zonder bed. Om van de doden nog
maar niet eens te spreken. Nou ja, dat
hou je." Maar hij denkt er met tegenzin
aan terug. En terecht.
Duidelijke tegenzin is er ook als hij praat
over de Walcherse zwarthandelaren, die rijk
werden aan de armoe van een ander. Als
belastingambtenaar was hij op de hoogte
van hun financiële omstandigheden en hij
zette hen waar mogelijk de voet dwars.
Natuurlijk probeerden zij na de oorlog
daarover hun gram te halen, zodat (het in
die eerste maanden allesbehalve pais en
vree was in huize Ligthart Schenk.
Maar het werk voor het comité ver
goedde veel. De heer Ligthart Schenk
kreeg zelfs een paar maanden vrijaf om
dat werk te kunnen voortzetten en op
die manier niet minder dan 80.000,
bijeen te brengen.
Het bezorgde hem de persoonlijke waar
dering van H.K.H. Prinses Juliana, destijds
voorzitter van Nederlands Volksherstel, de
al genoemde koninklijke onderscheiding en
het verzoek van een deel van de West-
kappelse burgerij om al was het maar
tijdelijk het burgemeesterschap op zich
te nemen.
Hij besloot daarop niet in te gaan. Ster
ker nog, hij besloot om Westkapelle te
verlaten. In 1947 was het zover. Het gezin
Ligthart Schenk vertrok naar Amsterdam.
Westkapelle was verleden tijd.
Aktief.
Westkapelle is verleden tijd. „Niet eens
mijn meest turbulente tijd," overweegt mijn
gastheer nu. Dat verbaast me: al die ge
beurtenissen, al die avonturen, al die akti
viteiten vooral en dat nog wel in een
„vreemd" dorp.
„Ach jé," zegt hij, „dat was nu eenmaal
zo. Als er toentertijd iets moest worden
gedaan, wat dan ook, dan meldden zich
daarvoor altijd niet-Walcherse mensen. Heel
eigenaardig. Ik weet niet hoe dat kwam.
Westkapelle was toch in tegenstelling
tot dorpen als Meliskerke en Aagtekerke
heel modern. Maar we kregen vanuit de
bevolking wél veel steun voor onze akti
viteiten."
En dat brengt hem dan weer op het
verhaal van zijn aanhouding, op een kwade
dag, door vier Duitse militairen. „In een
mum van tijd stonden er toen zes West-
kappelaars achter me."
Hoeveel Westkappelaars herinneren zich
Jan Ligthart Schenk nog? Zouden ze hem
herkennen als ze hem bezig zouden zien
in zijn kleine, maar rijk bloeiende tuin of,
op een heel andere manier, in het gemeen
schapsleven in de Amsterdamse Bijlmer
meer? Hij is al lang gepensioneerd en sinds
een paar jaar weduwnaar, maar ondanks
dat of misschien juist daarom even aktief
als hij kennelijk altijd geweest is.
Het was mij een oprecht genoegen een
dag met hem te mogen doorbrengen.
11