Wachthuis De Dijsoucke (Dishoek). Voor de kust ligt een vloot geankerd.
Pentekening Z. Blijhooft, 1674.
Vermoedelijk werd de eerste ringdijk rond
het overgebleven westelijk deel van Zuid
beveland al vóór 1150 voltooid. In de
tweede helft van de 12e eeuw schijnt een
deel van het oudland ten oosten van
Yerseke op dezelfde wijze te zijn omdijkt.
Het oostelijke en het westelijke deel van
Zuidbeveland werden van elkaar gescheiden
door een dijk, die van Yerseke in de rich
ting van Kruiningen liep. Vanaf de jaren
tachtig van de 12e eeuw waren vooral de
abdijen van Ter Doest en Ter Duinen zeer
intensief bij de dijkaanleg op Zuidbeveland
betrokken. Zij knapten vooral het moeilijke
werk op en legden als zodanig de sluit
stukken aan van de ringdijk bij Kattendijke
en bij Krabbendijke.
Ten zuidoosten van het Zuidbeveland van
toen, lag in de 12e eeuw het eiland Rilland.
Vermoedelijk werd een deel ervan nog in
dezelfde eeuw omdijkt. Het betrof een ge
deelte oudland dat nog niet door het water
was aangetast. De aldus gevormde polder
zou de Rietpolder zijn geweest. Vermoe
delijk lagen ook de dorpen Rilland en Mare
binnen deze ringdijk. De dorpsnaam Ril
land is in feite een verbastering van Riet
land.
Een ander oudlandgebied dat door de
overstromingen in 1014 van Zuidbeveland
werd afgescheiden, was het gebied Borsele
Oudelande Baarland. Oorspronkelijk
werden er drie afzonderlijke eilanden ge
vormd, die later door dammen met elkaar
werden verbonden. De ringdijk die van de
drie gebieden één geheel maakte, dateert
uit de tweede helft van de 12e eeuw.
Het eiland Wolfaartsdijk, waarvan de
naam al in 1147 wordt vermeld, is waar
schijnlijk al voor die tijd omdijkt geweest.
Ook het oude kerngebied van Noord-
beveland werd vermoedelijk al in de 12e
eeuw omdijkt, alhoewel daarover geen vol
slagen zekerheid bestaat. De stormvloed van
1530 die het eiland overspoelde, wiste alle
sporen uit die daaromtrent nog aanwij
zingen hadden kunnen verschaffen.
Wel heeft de historicus Reijgersberg ons
een bericht nagelaten over een stormvloed
in 1170, die een zodanige schade veroor
zaakte, dat langs de noordkust drie dorpen
moesten worden buitengedijkt. Daaruit zou
de aanwezigheid van een ringdijk omstreeks
die tijd moeten blijken. Dr. M. K. E. Gott-
schalk heeft voor haar studie over storm
vloeden en rivieroverstromingen echter ner
gens aanwijzingen gevonden die het verhaal
van Reijgersberg aannemelijk maken. Ze
hecht er daarom weinig waarde aan en
zodoende blijft de aanwezigheid van een
12e eeuwse ringdijk op Noordbeveland voor
lopig nog verborgen achter de nevels van
de tijd.
Over Walcheren weten we wel wat meer.
In een verhaal dat Theofridus, destijds abt
van het klooster van Echternach, schreef
in het begin van de 12e eeuw, staat onder
meer te lezen dat God terwille van de
vele verdiensten van Willibrord op won
derbaarlijke wijze een eind maakte aan de
herhaalde aanvallen van de zee op de kust
van Walcheren. Er werden duinen gevormd,
die als een sterke muur het water tegen
hielden. Rond het jaar 1000 ontstond langs
een deel van de kust inderdaad een duinen
rij, namelijk tussen Dishoek en Duinhove,
ten noordoosten van Oostkapelle. Gesteund
door deze ontwikkeling, begon men in de
12e eeuw met de aanleg van een ringdijk
rond het oude kernland, voor zover daar
nog geen duinen lagen.
In grove trekken zag die oudste zee
wering van Walcheren er als volgt uit.
Tussen Vlissingen en Dishoek lag een zee
dijk, waarna de duinen begonnen. Waar
ze bij Duinhove eindigden, begon opnieuw
een zeedijk die via Serooskerke en Zandijk
naar Arnemuiden liep. Vanaf Arnemuiden
liep de dijk verder met een flauwe boog
via Rammekens naar Vlissingen. De dijk
tussen Vlissingen en Dishoek is naderhand
met duinzand overstoven.
Ook van Schouwen is bekend, dat daar
in de 12e eeuw ringdijken zijn gelegd om
de toen bestaande oudland gebieden, uiter
aard met uitzondering van die plaatsen,
waar al duinen aanwezig waren. De nauw
keurige data van de dijkaanleg ontbreken
en over de juiste ligging van sommige
dijken zijn ook niet alle gegevens bekend.
Wel kan de aanwezigheid van een ringdijk
op Schouwen onder meer worden afgeleid
uit het feit dat Floris V in 1291 konsta-
teerde dat de verdeling van de dijklasten
er „over langhe wile" was vastgesteld.
Het oude kernland van Duiveland, dat
bekend staat als De Vier Bannen (heerlijk
heden) van Duiveland, werd eveneens in
de 12e eeuw omdijkt.
Op Tholen begon de aanleg van ring
dijken wat later. Zo werd tegen het einde
van de 12e eeuw het oude land van
Schakerlo omdijkt, terwijl in het begin van
de 13e eeuw ringdijken werden gelegd om
de oudland gebieden Stavenisse (omstreeks
1205), Westkerke en Scherpenisse (voor
1212) en Poortvliet (voor 1220).
Over de aanleg van ringdijken in het
oostelijk deel van Zeeuwsvlaanderen, zijn
de berichten vaag. Tegen het einde van de
12e eeuw hebben de abdijen van Ter Doest
en Ter Duinen gronden bedijkt in de om
geving van Hontenisse. Voorts schenkt
K. J. J. Brand aandacht aan vroege bedij
kingen aldaar in een artikel over het ont
staan van het Oost Zeeuwsvlaamse polder
landschap. (Zeeuws Tijdschrift nr. 6
1978). Uit geschreven bronnen zou bekend
zijn dat reeds vóór 1200 gronden in dat
gebied waren bedijkt. In dat verband
noemt hij Frankendijk en Elfsdijk als be
dijkte gebieden. Tevens veronderstelt de
schrijver, dat toen ook het eiland Zaamslag
al was omdijkt en vermoedt hij dat er
vóór 1200 ook enige vorm van dijkbescher-
ming was ten noorden van de steden Hulst
en Axel.
Toch blijven het vage berichten. Vermoe
delijk verschaffen de geschreven bronnen
voorzover ze bekend zijn weinig
konkrete gegevens over de vroegste dijk
aanleg in dat deel van Zeeuwsvlaanderen.
Over het westelijk deel zijn we wat beter
ingelicht. Daar zou zelfs omstreeks het
jaar 1000 al een oppervlakte oud kernland
zijn omdijkt. Omstreeks 1100 werd de op
was Kadzand omdijkt, gevolgd door Zuid-
zande.
Verdere bijzonderheden over dijkaanleg in
de 12e en de 13e eeuw.
Als gevolg van de hiervoor geschetste
ontwikkeling van de dijkbouw, begon Zee
land in de 12e en de 13e eeuw al enige
vorm te krijgen als bedijkt gebied. In de
loop der jaren zou -het nog gedurig van
vorm veranderen. Ergens las ik, dat de
Nederlandse dijk reeds in de 13e eeuw als
een wonder van vernuft werd beschouwd.
Ook toen was éénoog al koning in het land
der blinden.
Waar ze op de hoger gelegen kreekrug
gen waren aangelegd, lagen de kruinen
van de 12e eeuwse ringdijken, vermoede
lijk niet hoger dan 1 a 2 meter boven de
kreekrug. Voor zover het Zuidbeveland be
treft, lagen de ringdijken zover landwaarts
van de waterlijn, dat nog een ruime strook
voorland overbleef. Daardoor werden ze
slechts bij hogere vloeden door het water
bereikt. Vermoedelijk was die toestand
op Walcheren en op Schouwen minder
rooskleurig.
Onlangs werd in Goes een oude water
kering opgegraven, die daar kort na de
stormvloed van 1134 als nooddijk moet zijn
aangelegd. Het dijkje rustte op een onge
stoorde onderlaag van zavelige samenstel
ling en was opgeworpen met een lichte
grondsoort, die waarschijnlijk in de naaste
omgeving met de schop was ontgraven.
Omstreeks 1190 werd het dijkje nog wat
verder opgehoogd en verzwaard. Men ge
bruikte er toen klei voor, die vermoedelijk
van elders was aangevoerd. Blijkbaar was
men toen al overtuigd van het nut van
klei tegen uitspoeling door regen- en zee
water.
In de beginjaren van de dijkaanleg waren
de middelen om de buitenbelopen tegen
afslag door zeewater te verdedigen, overi
gens nog zeer gebrekkig. Bezetting met
graszoden was vaak het enige middel dat
werd toegepast. In andere delen van het
24