land gebruikte men zeegras en soms ook
wel palen als verdedigingsmiddelen tegen
afslag door zeewater. De betreffende dijken
werden achtereenvolgens wierdijken en
paaldijken genoemd. In Zeeland waren wier
en palen niet in voldoende mate voor
handen en moest men zich voorlopig be
helpen met graszoden.
Dijkonderhoud.
Na voltooiing van de ringdijken, moesten
ze natuurlijk ook worden onderhouden. Tot
aan het einde van de 13e eeuw schijnt dat
weinig problemen te hebben opgeleverd.
Het onderhoud beperkte zich overigens niet
alleen tot de dijken, maar strekte zich ook
uit tot de wegen en de watergangen. Nadat
de inbraakkreken waren afgedamd, en de
ringdijken voltooid, dienden ook maatre
gelen te worden getroffen voor de afvoer
van overtollig binnenwater. Via bestaande
kreken en gegraven sloten werd het polder
water afgevoerd en op bepaalde laaggele
gen delen samengebracht. Van daar uit
werd het tijdens laag water door primitieve
sluisjes op het buitenwater afgevoerd. Ver
moedelijk bestonden de sluisjes uit houten
kokers die onder de dijken doorliepen.
Aan de buitenkant werden ze door middel
van een klep gesloten. Daardoor werd
voorkomen, dat het buitenwater met vloed
de polder zou binnenstromen.
Van de wegen uit die tijd moeten we
ons ook niet al te veel voorstellen. Mate
rialen voor verharding gebruikte men nog
niet, zodat de polderwegen niet veel meer
dan karresporen waren. Ze werden zoveel
mogelijk op hoog gelegen plaatsen aange
legd. Behalve op de kreekruggen, lagen
vermoedelijk ook wegen op de kruinen van
de dijken. Dat de berijdbaarheid vooral in
najaar en winter veel te wensen overliet,
laat zich verstaan.
Het spreekt vanzelf, dat de dijken, de
sluisjes, de wegen en de waterleidingen
regelmatig onderhouden moesten worden.
Aanvankelijk vond dat onderhoud per am
bacht plaats. De ambachtsheren hielden er
toezicht op. De onderhoudsplicht berustte
bij de geërfden van het ambacht. Jaarlijks
vond er een schouw plaats een controle
dus of iedereen aan zijn onderhoudsplicht
had voldaan waarbij ook de schepenen
van de vierschaar - ambachten aanwezig
moesten zijn.
Het dijkonderhoud op Zuidbeveland
baarde aanvankelijk weinig zorg, in tegen
stelling tot bepaalde dijkgedeelten op Wal
cheren en op Schouwen. Vooral op laatst
genoemd eiland was de toestand weinig
rooskleurig en kon het principe van „elc
sinen dike" tenslotte niet worden volge
houden. Op het eind van de 12e of in
het begin van de 13e eeuw voerde de graaf
op Schouwen een nieuwe verdeling van
dijklasten in. Blijkbaar was het onderhoud
in de belanghebbende ambachten onvol
doende of in ieder geval ontoereikend en
onredelijk zwaar. De indeling van het ge
bied in zesde-delen was bedoeld om de
dijklasten over meer belanghebbenden te
verdelen.
(Wordt vervolgd)
Door: Rein van der Helm.
Sinds 18581862 maken west-Zeeuws-
Vlaamse immigranten en hun nakomelingen
deel uit van de bevolking van de Brazi
liaanse kuststaat Espirito Santo (Heilige
Geest). Deze staat, met zijn 45.597 kmz,
één der kleinste van de 22 staten tellende
federale republiek Brazilië, is pas goed ont
gonnen sinds 1813, toen de eerste immi
granten afkomstig van de Azoren
er zich vestigden. Sindsdien hebben ver
schillende immigratiegolven Espirito Santo
bevolkt.
In 1847 waren dat Pommeranen uit Duits
land, in 1858—1862 (onder talloze anderen)
ook ruim 600 west-Zeeuws-Vlamingen. Zij
gingen de strijd aan met het weerbarstige
oerwoud, dat hoge heuvels en diepe dalen
als een dik tapijt bedekte.
Momenteel bevolken zo'n 2 miljoen men
sen Espirito Santo. Voor het merendeel in
Foto's: De Stem.
het z.g. interior (platteland), waar men
tracht een bestaan te vinden in een gebied,
dat slechts moeizaam in cultuur gebracht
kan worden. Een gebied, dat geen behoorlijk
wegenstelsel keqt. Waar artsen en zieken
huizen zich alleen in de grotere plaatsen
bevinden, waar elektriciteit en telefoon
eerder uitzondering dan regel zijn.
Een gebied, waar de communicatie in
het algemeen zo slecht was, dat Pomme-
Kapelletje in Holanda. Het bouwwerkje werd gesticht in 1929.
25